429 neer ik dit gedaan had. Hoe ik evenwel ook zoek, ik kan niets vinden dat er naar lijkt. Integendeel, zoowel uit hetgeen ik over poging heb gezegd als uit de door mij voorgestelde straffen, blijkt juist het tegenovergestelde. Waarschijnlijk zal schrijver dan ook wel bedoelen dat het hem een raadsel is dat ik „poging'' noem wat hij met „dreigen" qualificeert, maar dit is natuurlijk geheel iets anders dan hij zegt. Verschil van opinie blijft altijd mogelijk. En wat nu de hoofdzaak betreft, zoo moet ik tot mjjn leedwezen verklaren dat schrijver mij niet heeft kunnen overtuigen. Ik wil hem hier niet in zijne een enkele maal wel wat gewaagde redenee ring volgen, maar alleen mededeelen dat ik niet anders kan lezen dan hetgeen er staat en dan zie ik in het trekken van het geweer tegen eenen meerdere duidelijk, dat de bedoeling om dien meerdere daarmede te treffen een der elementen van het misdrijf is. Ware dit niet het geval, dan zoude de wetgever wel de uitdrukking: „Ingeval „hij zich tegen denzelven met de daad verzet, denzelven met het geweer dreigtenz. gebezigd hebben. Wanneer ik o.a. lees van een zoon, die de hand tegen zijn vader heeft opgeheven, begrijp ik daaruit niet dat dit opheffen van de hand is geschied om den vader, die bv. op een grooten afstand staat, te dreigen, maar wel degelijk dat dit opheffen geschied is met het doel dezen te slaan. Ik zoude trouwens niet kunnen begrijpen wat de wetgever voor bedoeling zoude gehad hebben met het dreigen met het geweer zoo zwaar te straffen. Elk meerdere dient beschermd te worden tegen feitelijkheden van minderen en in het bijzonder tegen feitelijkheden met de wapenen van deze minderen. Hij zoude anders steeds in gevaar kunnen ver- keeren. Wanneer ik evenwel voor een venster van de 3" verdieping zit, is het voor mij en de discipline totaal onverschillig of een over de straat gaand mindere mij met zijn zijdgeweer, zijn vuist of zijn mond dreigt (1). Ik loop in al deze gevallen voor het oogenblik niet het minste gevaar; eerst wanneer deze mindere mij tracht te (1) Wat zoude bv. onder deze omstandigheden eene zwaardere bedreiging zijn, eene mondelinge met moord, of het dreigend schudden met het kapmes. Mij dunkt de eerste.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 440