431 een bewijs voor mijne stelling. Hieruit valt toch op te maken dat het criterium van het misdrijf niet alleen gelegen is in het dreigen, maar dat de meerdere althans gevaar moet geloopen hebben door het. geweer getroffen te worden. Ik haal dit alios aan om aan te toonen, dat mijne opvatting niet zoo geheel anders dan de gewone, de natuurlijke is, zooals schrijver beweert. Wel was het mij bekend, dat niet iedereen mijne meening in dezen deelde (o.a. ook Barre niet) Ik vermeende evenwel in mijn opstel de quaestie buiten beschouwing te kunnen laten en de door mij aangegeven wijze van onderzoek gerust te kunnen aanraden, omdat deze past voor alle opinies, die hieromtrent bij den rechter kunnen bestaan. Poging sluit in dit geval bedreiging in, doch niet omge keerd. Daarbij komt, dat het ook een rechter, wien het eenvoudige bedreigen voldoende is, niet onverschillig kan zijn of beklaagde werkelijk wilde toeslaan of niet, omdat hij dit bij het toepassen van verzachtende omstandigheden zeker bij het bepalen der straf zal in aanmerking nemen. v. G.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 442