440 bet afgerichte paard met deze hoofdstelling waarneemt, een volle, harde, zwellende spiermassa. De hals is vóór de schouders „het dunste" en wordt naar het midden toe steeds dikker, terwijl natuurlijk wanneer het paard als vrucht van beëindigde dressuur deze hoofdstelling had, de hals van achter naar voren steeds dunner moest worden. Nu stel ik natuurlijk niet den eisch dat het paard na eenige weken in dressuur geweest te zijn een grondig bewerkten en dus goed gevortnden hals heeft! Maar wel dat het een hals vorm en hoofdstelling vertoont over eenkomstig het stadium van africhting en evenzoo een aanleuning op den teugel, welke met dat stadium verband houdt en dus niet: een verticaal gedragen hoofd en sterk gebogen hals en ongeveer geen aanleuuing op het bit. Wanneer de hals in dit stadium zoo sterk gebogen is, werken van al de voorname spieren eigenlijk alleen de armwerveltepelspieren en de korte buigers en deze eerste maximaal, van daar dat men op het midden van den hals rechts en links een sterke welving ziet, die vermindert naar het hoofd toe en verdwijnt in de richting der schouders. Wanneer toch deze spieren, die aan den opperarm beginnen, over den boeg langs den geheelen hals loopen en aan het hoofd eindigen, zich sterk verkorten, is het duidelijk dat de functie van daartusschen gelegen spieren geheel wegvalt, deze blijven buiten werking, ontwikkelen zich niet, van daar dat men zelfs iD die gevallen, wanneer het paard heet afgericht te zijn, nog altijd den hals vóór de schouders dun, hol en in hooge mate beweeglijk vindt, ieder oogenblik bereid om naar links of rechts uit te wijken, terwijl bij verzet van het paard het den hals sterk inéén schuift door maximale verkorting van de armwerveltepelspieren (die tevens belangrijke voort bewegers zijn van het vóórbeen), zich dan met het hoofd vast op den hals, dood op het bit legt en wanneer het hem behaagt met u keert maakt of doorgaat. Ik heb het genot gehad zoo'n paard te bezitten dat afgericht heette, maar bij de cavalerie en daarna bij de artillerie werd afgekeurd wegens doorgaan en onhandelbaarheid. Wijl het daarbij sterk en tevens in hooge mate achterdochtig en schrikachtig was, kan men beseffen in welke mate men voorloopig a la merci van een dergelijk lief dier is, hetwelk van doorgaan zijn bepaalde studie heeft gemaakt. Maar dit paard, waarbij toen ik het kreeg nog geen spoor van de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 451