442 men schreef: „met zijden hand of met gomlastieken vuist bedwong hij het paard." En van beenen als hulpmiddel om te rijden heeft die romanschrijver nooit gehoord, maar men kan er toch heusch niet buiten, ofschoon men, afgaande op de richting der onderdanen van veel soi- disant ruiters Ie paard met bijna horizontale dijen, bepaald zou veronderstellen, dat men die beenen niet brood noodig acht. Lezer, wanneer ge U eens goed duidelijk wilt maken in welke mate gij bij het rijden van een Sandelwood een ongeoorloofden steun zoekt in uw beugels, toe, doe dan die beugels eens af en laten we elkaar dan na één keer behoorlijk rijden nog eens spreken. Dan zult ge eens ondervinden iu welke mate men gewoon raakt aanslui ting met de dij te verwaarloozen en hoe men in et zijn beenligging allengs van de norma is afgedwaald. Maar „revenous a nos moutons". Het Indische paard heeft niet alleen in den beginne, wanneer het bit hem nog vreemd is, die neiging om zicb aan de werking er van te onttrekken, door den hals in elkander te schuiven meer dan het standpunt van de africhting medebrengtNeen, het houdt die neiging tot het eind toe Wanneer men het er toe gebracht heeft door zachte hand en aandrijvende hulpen om met vertrouwen hot bit aan te nemen, den hals rustig vooruit te steken en men begint met zijgangen dan doet zich dikwijls weer hetzelfde voor, ook bij rijden van de kleine volte vertoont zich dikwijls nog de neiging (1). (1) Ik ben mij volkomen bewust van de groote moeietykheden verbonden aan de africhting der paarden in Indië vergeleken bij die in Nederland. In patria heeft men om te beginnen bij grootere en sterkere paarden lichtere ruiters. Een groot voor deel, immers de remonte, veel minder onaangenaam bejegend wordende door een ab soluut en relatief veel lichter ruiter, zal veel minder den rug optrekken, zich minder agiteer en, minder neiging hebben tot doorgaan, in een woord handelbaarder zijn en dus gemakkelijker en beter africhten. ïn Indië rr.oet men roeien met de riemen d e men heeft., d.w.z. uit het beschikbare getal Europeesche ruiters (een Javaan is volmaakt ongeschikt om als remonteruiter te dienen), met eenigen aanleg bedeeld, dat natuurlijk toch al veel geringer is dan in Nederland door minder goed onderricht en hooger leeftijd, moet men zijn candidaat-remonterijders kiezen; nog rekening houden met hun lichaamsgewicht is hoe wenscholijk ook eenvoudig praotisoli onmogelijk,. Niet alleen dat in Nederland alle h zaren vrij licht zijn, maar de candidaat-remon terijders maken een cursus door aan de rijschool en worden daardoor aanzienlijk veel beter voor hun taak berekend. Z. O. z.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 453