446 De beteekenis van halsvorm, kaken, aanzet van hoofd wordt hier door aanzienlijk grooter. Vaak ziet men, de beweging der achterbeenen beschouwende van een paard dat dwang heeft, zeer duidelijk dat zij een ongelijk grooten pas maken. Wanneer ge een paard van achteren een ongelijken pas ziet maken, wees dan maar zeker dat het niet goed gaat, d. w. z. rechts en links niet even goed gehoorzaamt. Zulk een paard kan niettemin een transportmiddel zijn van zekere waarde, maar het is qua rijpaard een dier van beperkte gebruikswaarde, iets wat de gebruiker vroeger of later merken zal, al zal hij het in den regel verkeerd interpreteeren. (1) Wat het exterieur van den hals aangaat, uit den aard der zaak is dat van veel invloed op het doel waarvoor men het paard wil bezigen en er komen individueel vrij aanzienlijke verschillen voor in lengte, dikte (of beter zwaarte), richting, verbinding met het hoofd en overgang in schoft, schouders en voorborst. Wat de lengte aangaat komt het mij voor dat de uitersten lang zulke groote verschillen niet aanbieden als dat in Europa het geval is. Paarden met een bewonderenswaardig langen hals heb ik onder de Indische paarden nog niet gezien, wellicht draagt hier veel toe bij dat men hier slechts hengsten rijdr, immers dit lichaamsdeel is bij het mannelijk dier als regel zwaarder dan bij merrie en ruin en het is moeielijk, wanneer men de lengte beoordeelt, te abstraheeren van de zwaarte, terwijl overigens een lichtere hals werkelijk een compensatie vormt voor geringere lengte. Het gros van de Sandelwoods en Ma- (1) Wanneer men spreekt van „een ongelijken pas van achteren" ie dat letterlijk .opgevat natuurlijk onjuist. Een paard toch kan niet op de rechte lijn loopen en rechts achter een grooteren pas maken dan links achter of omgekeerd. Wanneer het paard echter op de groote volte loopt, in het algemeen op een cirkel, bv. rechts, dan maakt het rechterachterbeen een kleineren pas dan het linker. Wanneer men zegt het paard maakt van achteren een ongelijken pas hv. met het rechterbeen een korteren dan met het linker, bedoelt men de pas met het rechterbeen is naar voren verkort, maar evenveel blijft het been dan langer op den grond. Dien tengevolge sleept het been en ziet ge bij noemenswaardig verschil de kruishelft van die zijde lager bljjven of ge bemerkt een hanentredachtige buiging van het spronggewricht. Indien het eerste het geval is en ge kijkt alleen naar die kruishelft, zoudt ge meenen dat het paard kreupel is. Dat kan nu bij den zoogenaamden ongelijk grooten pas het geval zijn, maar het behoeft niet zoo te wezen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 457