499 voornaamwoord van don lon persoon aan en de ata Doea, van zich zolven sprekende, zegt: „Dja-oh," terwijl de ata Langa zulks met „uga-oh" doet. Nog wordt de ata Doea aangeduid mot ata-'mbai, omdat zij in plaats van het gebruikelijke woord „iwa" „neen," 'mbai zeggen, welk laatste ook „neen" beteekent. Geschiedenis omtrent den oorsprong van den men'sch. De ata Doea's of Mogo Doea's verhalen het ontstaan van het menschdom als volgt: Uit de aarde van den goenoeng Wolo-mereh kwamen in do vroegste oudheid vijf paar menschen te voorschijn, welke heetten: Oba met diens vrouw Na-oh. Na-nga met 'nDé-ie. Diwa met Téroe. Oeloe met Ténah en Winèh-lada met Nitoe-mata-wai. Deze vijf menschenparen gingen uit elkander en bevolkten de aarde. De bevolking van Eko-feto en Noea-mérèh beweert af te stammen van Oba en Na-oh, en die van Wolo-wioe, van Na-nga en 'nDé-ie. Daloe-todo en Daloe-réo stammen af van Diwa en Téroe en de bevolking van Naroe en Bobo-oe van Oeloe en Tenahterwijl Winèh- lada en Nitoe-mata- wai met een groot aarden schip, een afgebroken top van den Q-. Wolo-mérèh, naar Java togen en daar hunne na komelingen verwekten. Voortbrengselen. 1. Dierenrijk. De voortbrengselen uit de dierenwereld zijn in de eerste plaats herten, zwijnen en stekelvarkens, die in menigte worden aangetioifen en waarop door de bevolking veel jacht wordt gemaakt. Verder paarden van eene goede soort, wilde of verwilderde karbouwen, geiten, apen, loewaks, moesangs, leguanen en slangen in soorten. Eene menigte krokodillen bewonen de mondingen der rivieren. Van de gevleugelde luchtbewoners vindt men er papegaaien, kakatoea's, loeries, wilde duiven, tortelduiven, béo's, boschhoenders, zwaluwen en eene menigte groote en kleine roofvogels.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 510