500
De zee levert overvloedig visch van de meest uiteenloopende
soorten.
2. Delfstoffenrijk.
In het binnenland wordt tin in groote hoeveelheid gevondendoch
niet zooals beweerd wordt in Poma, Moendé en Soea.
3. Plantenrijk.
De stranden zijn met rizophoren begroeid, terwijl de kuststreken
met tamarinde- en koesambieboomen en verder met den lontarpalm,
siwalang of mokeh zijn bezet. Yan de siwalang wordt eene soort
palmwijn bereid, bij de bevolking bekend onder den naam van toe
wak, welke drank echter ook verkregen wordt van den sagoeweer-
palm, die meer in het binnenland groeit en waarschijnlijk geregeld
is aangeplant.
In het hooge gebergte en in de ravijnen merkt men nevens de
boomvarens, eene menigte kaneelboomen, zoomede het sapanhout.
De bamboe tiert hier welig en bereikt de bamboe betong eene
ongekende lengte en dikte. Zij wordt echter eerst op 1000 voet
hoogte en hooger aangetroffen en door de bevolking rondom de
kampongs geplant, zoodat de aanwezigheid van bamboe op hooge
bergtoppen, tevens die van een of meer kampongs verraadt.
De klapperboom wordt er schaars aangetroffen en wil in de
hooge streken ook niet best groeien.
Yan de vruchtboomen vindt men er den mangga- en den oran je
boom, welke in het wild groeien. Overigens is deze streek slecht
bedeeld met vruchtboomen.
Timmerhout wordt verkregen uit de dichte bosschen van den G.
Wolo-mérèh.
Vruchtbaarheid.
De bodem is zeer vruchtbaar tengevolge der hellende terreinen,
alsmede van den vulkanischen aard.
Het binnenland bezit productief vermogen in den ruimsten omvang,
getuige de vele bebouwde velden, die er worden aangetroffen, en die
zoowel in de vruchtbare valleien als tegen de berghellingen worden
aangelegd.
Zelfs op de toppen der 4 a 5000 voet hooge bergen tiert de dja-
gong welig en bereikt het suikerriet eene ongekende dikte.