- 503
snijwerk voorzien, hetwelk dikwerf' zinspelingen bevat op afgestor
venen. Door de vrouwen worden matten, manden en korven gevlochten
van de bladeren van den arengboom en de pandanus en sarongs
(sapoe) en selimoets (loewè) geweven van een grove maar sterke soort.
Bijna in iedere kampong vindt men weefgetouw; het garen wordt
verkregen van den kapasboom, die geregeld wordt aangeplant in de
kampongs Kéli, Teni en Lopidjo en waar ook de beste sarongs
en selimoets worden vervaardigd. Plet verven dier kleedingstukken
behoort mede tot het bedrijf der vrouwen.
Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de nila, welke rondom ver
scheidene kampongs wordt geplant.
Mannen houden zich onledig met het bearbeiden van de tuinen,
het vlechten van touw, het knoopen van netten voor de vischvangst
en voornamelijk met de jacht.
Landbezit.
Even als overal elders bestaat bij de woeste stammen de gewoonte,
dat hij, die zich het eerst in eene onbewoonde streek vestigt, zich
zeiven beschouwt als heer en meester of eigenaar dier streek en door
anderen als zoodanig ook wordt erkend.
Zulke bezitters van gronden nu heeten hier morie-tanah of grond
eigenaars en hun aanzien vermeerdert naarmate zij bezitters worden
van grootere stukken grond. Tegen schadevergoeding van een ge
deelte der opbrengst van den oogst of tegen betaling van een varken,
worden door den morie-tanah stukken land aan mindergegoeden ter
bebouwing afgestaan voor één planttijd.
Ha afloop van den oogst worden die gronden weder aan den
eigenaar teruggegeven en kan men andere of dezelfde gronden onder
dezelfde voorwaarden als bovenomschreven voor een volgenden
zaaitijd verkrijgen.
Hoofden zjjn in den regel morie-tanah.
Levenswijze.
Nimmer onmatig in het eten en drinken, is de levenswijze van de
bevolking dezer streek zeer eenvoudig.
Het hoofd voedsel bestaat uit djagong, verder obi, katella en andere
aard-en peulvruchten met eenige groenten als toespijs. Er wordt
heel weinig rijst gegeten.