525 halve sterk te noemen is. Zooals bleek in 1857 en in het voorjaar van 1891, moet Groot-Briitannië ook ten allen tijde voor binnen- landsche vijanden op zijne hoede wezen. Hetgeen destijds te Ma- nipur geschiedde, kan morgen evengoed in een ander gedeelte van Indië voorvallen. Het zaad eener verkeerde opvoeding, de vrijheid en teugelloosheid der pers en de oproerige plannen van vele onte vredenen gaan steeds voort, overal onrust te stoken. In Indië leeft Engeland dan ook voortdurend als 't ware op een vulkaan. Wordt vandaag of morgen de een of ander misplaatste zachtheid der Re geering voor zwakte gehouden, dan kan plotseling het geheele land in lichte laaie staan, en velen die Indië kennen, o a. Sir C. B. Norman, wiens schildering der toestanden wij hier weergeven, meenen, dat tegenwoordig de Britsche heerschappij over Indië op even losse grondslagen rust en de haat der inboorlingen niet minder is dan ten tijde van den grooten Indischen opstand. In dit land met zijne moeielijke verbindingen, staat Engeland alleen te midden eener fa natieke, talrijke bevolking en met moeite is het in staat, er 72000 Britsche soldaten te midden van 250 millioen inboorlingen op de been te houden. Wel is waar wordt de taak der Britsche strijdkrachten in Indië zeer verlicht door de loijale medewerking der Inlandsche troepen, maar wil men in dezen nog meer steun van laatstgenoemden ondervinden, dan is het wenschelijk (volgens de meening van perso nen die Indië kennen) dat de aanzienlijke Inlanders, die eenmaal de militaire carrière kozen, ook in de hoogere rangen kunnen opklim men. Thans evenwel bekleeden de Inlandsche officieren geen hooger commando dan dat van compagnies- of escadrouscommandant op een maandelijksch traktement van 570 mark 340). Ook wanneer er sprake is van het toekennen van onderscheidingen en belooningen, staat het Itilandsch element in het leger geheel op den achtergrond; want, niettegenstaande de Inlandsche officieren de kern van het Indi sche leger vormen, worden alle ouderscheidingen toegekend aan de regeerings- en plaatselijke ambtenaren. Bij de beoordeeling van het bovenstaande moet men ook nagaan, hoedanig in dit opzicht de toestand is bij de volken, die als Engeland's tegenstanders kunnen optreden. Is er sprake van oor logen met naburige staten, dan zijn de Bengaalsche-, Punjab-, Dl. II, 1893. 34

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 536