527 Britsch regiment ruiterij er 27 heeft. Een Britsch bataljon heeft in vredestijd 29 officieren, terwijl een bataljon Inlanders er slechts 8 telt. Algemeen wordt beweerd, dat de tegenwoordige legerinrichting nog nooit bepaalde proeven van geschiktheid heeft kunnen afleggen, daar het nimmer is opgetreden tegenover goed of slechts ten deele geoefende troepen. Als zuinigheidsmaatregel onthield men den troepen het vereischte aantal officieren en zoodoende werd alle mogeljjkheid uit gesloten, om het leger bepaald geschikt te doen zijn voor oorlogsgebruik. Meer van nabij de voorgestelde reorganisatie van het Britsch-Hydera- bad-Contingent te bespreken, ligt buiten het bestek dezer bladzijden doch een blik op de troepen der „onafhankelijke staten'' is hier volkomen op zijne plaats. Deze strijdkrachten bedragen te zamen 350000 man, waar onder 50000 man cavalerie en 600 veldkanonnen, benevens circa 2400 in arsenalen en achter versterkingen opgestelde belegeringsvuurmonden. Terwijl Sir Charles Dilke van meening is, dat de houding der onafhankelijke vorsten, ingeval van onlusten, zeer veel invloed zal kunnen uitoefenen, heeft daarentegen Sir Lepel Griffin, die zeer goed op de hoog te is van de toestanden der verschillende Indische legers, een zeer gerin gen dunk van deze strijdkrachten en verzekert hij, dat één enkele Britsche brigade met één rijdende batterij voldoende is, hen op de vlucht te jagen Vele Britsch-Indische officieren daarentegen zijn van een andere meening en wijzen er op, dat de troepen der Inlandsche vorsten van Radschputana en Centraal-Indië, die te zamen 150000 man tellen, niet alleen tengevolge hunner sterkte gewicht in de schaal kunnen leggen, maar tevens in een Britsch-Indischen oorlog en ook bij bin- nenlandsche onlusten voor Engeland veel gevaar kunnen opleveren. Allicht toch zullen deze strijdkrachten, daar vele belangrijke spoor- wegknoopen en bruggen binnen hun bereik liggen, de verbinding kunnen bedreigen tusschen Bombay en de meer afgelegen gedeelten van Indië. Yan alle kanten acht. men het dan ook bepaald noodzakelijk dit aantal strijdkrachten te verminderen, en deze op zoodanige sterkte te brengen, dat zij ten 'allen tijde op behoorlijke wijze bij officieele representatiën kunnen dienst doen. F. H. van der Kop, le Luitenant, Slot volgt).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 538