44 4e. onder de wapens, 56. in dienst, 6°. buiten dienst, met straffen als volgt: Op de misdrijven sub 1 en 2 de doodstraf, 3 en 4 militaire gevangenis van 510 jaar, sub 5 id van 15 jaar, sub 6 militaire detentie van minstens een jaar, behoudens de verzachtende omstandigheden bedoeld in art 53 en 54. Poging zoude in overeenstemming met het Wetboek van Strafrecht gestraft kunnen worden met de straf volgende op die waarmede hot misdrijf bedreigd is. Voor wat betreft de insubordinatie sub 6 met militaire detentie van hoogstens een jaar. De insubordinatie van art. 99 kan worden onderscheiden: 1°. Wanneer zij gepleegd wordt tegen een officier, 2e. onder de wapens, 3°. «in dienst, 4e. buiten dienst; terwijl de straffen zouden kunnen worden gesteld als volgt: Voor 1 en 2 militaire gevangenis van 15 jaar, Voor 3 militaire detentie van minstens 1 jaar, Voor 4 militaire detentie van hoogstens 6 maanden. De straf sub 6 bij feitelijke insubordinatie en sub. 4 bij insubor dinatie door woorden en gebaren is natuurlijk zoo laag gesteld met het oog op het voorkomende op bldz. 38, terwijl het wijders, dunkt mij, wel overweging zoude verdienen de wenschelijkheid na te gaan om den soldaat als bijkomende straf in zijn zak te tasten en hem een boete op te leggen, te verhalen op zijn soldij. Ik geloof dat dit uitstekend preventief zoude werken. De onbillijke administratieve bepaling, dat een soldaat na elke veroordeeling zijne verhoogde soldij gedurende zijn geheele verband verliest, werkt ongelijk en zoude dus niet gehandhaafd mogen blijven. Wat de bijkomende straf van plaatsing bij een strafdetachement betreft, zoo komt het mij voor dat deze bij insubordinatie niet op haar plaats is. Vermoedelijk is zij dan ook slechts bijgevoegd om te gemoet te komen aan de buitengewone lichte straf van art. 99. Zij is evenwel niet billijk, omdat zij enkel toegepast kan worden op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 55