555 worden, in ons land wordt zij inderdaad in practijk gebracht. Waaraan is het anders toe te schrijven, dat in het Nederlandsche leger de Généraals en Kolonels, die de Willemsorde verdiend hebben, bijna steeds opvallend langer dan hunne ranggenooten op den Ne- derlandschen Leeuw moesten wachten Wij kunnen slechts eene oor zaak vinden, de redeneering: „zij hebben reeds eene belooning." .ra, maar voor een op zichzelf staand feit, eene belooning dus die hun niet in later verkregen rechten mocht kunnen te kort doen. En waaraan is het anders ook toe te schrijven, dat in het Neder- landsch-Indische leger zoo overdreven weinig Oranje-Nassau- orden ont vangen zijn, en dat van die te weinige nooit eene op de borst van een ridder der Militaire Willemsorde terecht is gekomen? Waar het Indische leger met het zwaard strijdt, ontvangt het zijne belooningen, maar bovendien wordt daar evenveel als buiten het leger, en evenveel als in het moederland met. het hoofd, met de pen gewerkt, wordt met lichaam en geest evenveel gearbeid en in liefde geofferd. Daarvoor geve de Regeering eerlijk loon naar arbeid. Hare Majesteit zal dat loon gaarne toekennen. (1 (1) Op verzoek van eenige abonné's van het Iud. Mil. Tijdschrift wordt dit stukje uit „de Mil. Spectator" van 1893 overgenomen. Hoewel zeker liet verschil in het aantal deeoratiën met de Oranje-Nassau-orde in liet Nederlnndsche en het Indische leger zeer opvallend moet genoemd worden, zoo kaii ik niet inzien, dat dit laatste daarom zoo bjjzonder te beklagen is. Men bedenke toch, dat eene vergelijking in tal van andere opziohten ten v. ordeele van Indië uitvalt en dat het otl'icierskorps in de Koloniën daarom zonder ergernis kan toezien, dat de kameraden in Nederland zich, ten aanzien van het ontvangen van eerbewijzen, in gunstiger voorwaarden bevinden. En dan, men zij billijk; wanneer men ons leger, bij het invoeren van min gewenschte veranderingon, bij de Hollandsche krijgsmacht gaat vergelijken, wil het daarvan niets weten; nauwelijks echter is er iets, waarin wij de arm de in het moederland hoven ons bevoorrecht achten, of we klagen over achteruitzetting. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 566