46 Art. 99 in beschouwing nemende is het verder een vereischte dat de meerdere de beleediging of bedreiging heeft begrepen en dat ook de omstanders haar begrijpen. Discussiën, zooals men somtijds hoort over de quaestie of de woorden smeerlap, gladakker, enz. beleedigende zijn, hebben dus totaal geen zin, omdat het beleedigende karakter, niet in het woordmaar in de bedoeling waarmede het uitgesproken werd, ligt. Wanneer iemand bijv. spelenderwijze van een ander iets afneemt en er mede wegloopt, en de andere hem lachende naroept: „geef hier „dief", zal niemand daarin iets beleedigends vinden en aller minst de betrokken persoon. In andere omstandigheden stelt het woord dief wel degelijk eene beleediging daar. Hetzelfde heeft men bij andere woorden. Een soldaat bijv. zal een oud kameraad na jarenlange scheiding terugzien en verheugd uitroepenzoo oude schavuit ben jij daar ook? en ten antwoord krijgen: wel, gladakker, hoe maak jjj het? zonder dat een van beiden ook maar een oogenblik door die uit drukkingen gepikeerd is. Integendeel, zij zullen waarschijnlijk weldra in de vreugde huns harten en onder het genot van een borrel elkander hun wedervaren zitten vertellen. Bij beschuldigingen van insubordinatie moet men wel degelijk met het moreele gehalte en de opvoeding van den delinquent reke ning houden, dus het zij nogmaals gezegd: de bedoeling is hoofd zaak. Uit dit oogpunt beschouwd, zijn er daarom zulk eene groote hoeveelheid beleedigende woorden en gebaren, dat het totaal onmo gelijk is er een schema van te geven. Een enkel voorbeeld moge dienen. Een fuselier komt onder den invloed van sterken drank thuis en maakt misbaar aan de politiewacht. De commandant dier wacht spoort hem aan zich rustig te houden, daar hij hem anders in arrest zal moeten stellen. De man gaat daarop op een bank in de nabijheid zitten en zegt eenigen tijd later voor zijn neus weg„Ik zoude wel eens willen zien, of een dronken wachtcommandant mij in arrest zoude durven brengen", een gezegde dus dat in gewone omstandigheden niets

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 57