INGEZONDEN.
Een vaderlands- en oranjelievend gedicht.
Geachte lieer Redacteur!
DE VANEN VAN NEERLAND EN ORANJE.
Onderstaand gedicht, opgenomen in de 10e aflevering van „de Militaire
Spectator' van dit jaar, zal ongetwijfeld ook door de officieren van het
Indisch Leger met belangstelling gelezen worden, niet alleen omdat het
van warme vereering voor Nederland en zijn Vorstenhuis getuigt, maar
ook, ja misschien vooral omdat het uit de welversneden pen is gevloeid
van een sedert verscheidene jaren in het moederland vertoevend Indisch
kameraad, die op velerlei militair gebied met nadruk zijne meeningen
heeft verkondigd en thans de vleugelen van zijn dichterlijk talent krachtig
uitslaande, zich bovendien nog als een welsprekend poëet doet kennen:
Gedicht, ter gelegenheid der uitreiking van de nieuwe vaandels en-
standaarden aan het Nederlandsche leger, aan Hare Majesteit
Koningin Wilhelmina aangeboden.
Waar Neêrlands krijgers ooit om Neêrlands vanen stonden,
Daar vlochten lauw'ren zij om Neêrlands fiere kroon!
Is klein ons volk en klein ons heir, zij onderstonden
Vereend een grootschen strijd, om recht, tot straf voor hoon,
Om vrijheid, of, bereid 't gegeven woord te staven,
Tot helpen van een bondgenoot. Zoo werd de vaan,
Van 't kleine land, met kracht gesteund door Neêrlands braven,
Geëerd, geacht, waar zij ontrolde hare baan.
Zoo blonk zij uit alom, en naast en boven velen,
Zoo stond zij pal, hoe sterk, hoe fel haar vijand ook.
Wel moest het zwakke heir zijn krachten nog verdeelon,
Maar toch als Phenix rees de vaan uit vuur en rook
Dl. II, 1893.
37