- 4? -
van insubordinatie heeft. De zaak voorgebracht zijnde, besliste
zoowel de krijgsraad als het Hof, dat de gebezigde woorden zoowel
eene beleedigiog als eene bedreiging inhielden. Beleedigend waren
de woorden omdat zij blijkbaar op den aanwezigen wachtcommandant
betrekking hadden en het voor een onderofficier eene beleediging
moet geacht worden, wanneer hij beschuldigd wordt op wacht be
schonken te zijn, en eene bedreiging hielden zjj in, omdat zij, met
het oog op het door den sergeant eenigeu tijd te voren gesprokene,
eene provocatie inhielden en zooveel beteekeuden als: „probeer niet
mij in arrest te breugen, want dan zal ik mij verzetten".
Hieruit blijkt dus, dat ook zijdelingsche beleedigingen en bedreigingen
als insubordinatie moeten beschouwd worden en dit kan ook moeielijk an
ders, omdat in het tegenovergestelde geval eene geringe wijziging in den
toon of in het woord daaraan het beleedigende karakter zoude ontnemen.
Zoo moet het in vroeger tijd eens gebeurd zijn, dat een luitenant
in de sociëteit aan de groote tafel zittende, zeide„de majoor M. is een
gemeene dief, terwijl de kapitein M. aanwezig was en er geen majoor
van dien naam in het leger bestond. Daar ieder der omstanders
begrepen had op wien de beleedigende woorden doelden, werd de
luitenant dan ook veroordeeld.
Dit zoude ook geschied zijn, wanneer hij in stede van het woord
dief een ander woord had gebruikt, dat, hoewel niet in de woorden
lijst voorkomende, plaatselijk dezelfde beteekenis had en dus door
iedereen begrepen was.
Verkeerd doet m. i. daarom Barré, wanneer hij op blz. 238 en 239
van deel II van zijn overigens zeer goed werk eenige rechterlijke uit
spraken doet volgen, welke in de practijk tot richtsnoer kunnen dienen,
want wat moet bijv. de lezer denken, wanneer hij daaruit ziet dat het be
zigen van het woord „snotneus" in 1855 wèl insubordinatie was enin 1886
daarentegen niet. Toch kan ik mij dit zeer goed voorstellen. Is de
meerdere bijv. een baardeloos jong en klein persoon van weinig
militair voorkomen, dan bevat het woord wel degelijk eene beleedi
ging. Is hij daarentegen een gebaarde veteraan die zwaar verkouden
is, dan zoude het dwaas zijn het als zoodanig te beschouwen. Alles
hangt dus van de omstandigheden af en het is daarom verkeerd de
uitspraken zonder eenige toelichting tot richtsnoer te geven.