49 dat de meerdere de woorden of gebaren kon hooren of zien. Wanneer een sergeant aan den korporaal van de week met luider stem het toezicht over een corvee opdraagt, omdat hij zelf naar de keuken moet, zal een fuselier, die eenigen tijd later eene bedreiging tegen dien sergeant uit, geen insubordinatie plegen, ook al heeft deze zich onder weg opgehouden, zoodat hij in de nabijheid, doch buiten het gezicht, van den fuselier is. Een mindere evenwel, die in de provoost den wachtcommaudant beleedigt, zal wèl insubordinatie plegen wanneer deze het althans hoort. Of de mindere zich er al op beroept, dat hij dacht dat het niet zoo gehoorig was, zal hem niet baten, want hij had kunnen weten dat dit wel zoo was en het in allen gevalle kunnen vermoeden en daarom zijn tong in toom moeten houden. Eindelijk dient nog onderzocht te worden of er ook verzachtende omstandigheden aanwezig zijn. Daartoe dient bij insubordinatie in de eerste plaats de oorzaak van het misdrijf opgespoord te worden. Deze oorzaak niet te verwarren met schuld ligt gewoonlijk in een handeling van den beleedigden of bedreigden meerdere en er moet dus nagegaan worden of deze oorzaak in eene wettige of onwettige handeling heeft bestaan. Is een soldaat bijv. met voorbijgang van anderen te vroeg voor de wacht gecommandeerd, en heeft deze handeling insubordinatie zijner zijds uitgelokt, dan is de oorzaak eene onwettige handeling en zijn verzachtende omstandigheden aanwezig. Dit is eveneens het geval wanneer de delinquent ruw en grof beje gend is, dat wil natuurlijk zeggen ruwer en grover dan de gewoonte is, waut het spreekt van zelf, dat in de kazerne niet ieder woord op een goudschaaltje wordt gewogen. Dit alles heeft natuurlijk ook betrekking op feitelijke insubordinatie. De overige verzachtende omstandigheden komen o. a. voor in art. 34 van het Strafwetboek voor Europeanen. Zij zijn alle toepasselijk, met uitzondering m. i. van het geringe toegebrachte nadeel (letsel). ¥a nneer toch de wetgever het eenvoudig aangrijpen, ja zelfs het trekken van het geweer, zonder het toebrengen van eenig letsel, met den dood bedreigt, toont hij daardoor voldoende, dat hij met be- leedigingen in de eerste plaats moreele en vooral beleedigingen Dl. II, 1893. 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 60