69
Welaan mijne Krijgscamaraden, schaart u met mij om deze vaandels,
Een soldaat sterftmaar verlaat dezelve niet. Alreeds herleeft de oude roem
der Nederlanders zoowel in het Noordelijke als Zuidelijke halfrond, hand
haven wij dezelve in deze gewesten onze voorouders wisten zich te ves-
tigen, en dat wij toonen, dat hunne nakomelingen hunner waardig zijn
en zij het bezit van een gelukkig land naar waarde weten te schatten
en op hunne beurt, met opoffering van hun zeiven, ook voor hunne
afstammelingen zullen weten te behouden.
De Luitenant-Generaal
Commandant der troepen
de Kock.
Tengevolge van de nieuwe formatie van het Indisch Leger in 1831,
waarbij werd bepaald dat de infanterie voortaan 8 bataljons zou tellen,
zouden deze eerste vaandels niet lang in gebruik zijn.
Yoorloopig werden nu de drie vaandels aan het lc, 2C en 3e bataljon
gegeven, terwijl men aangezien er geen enkele reden bestond om
deze korpsen eene onderscheiding boven de andere waardig te keuren
en dit bovendien tot schade van 's lands dienst aanleiding tot jaloezie
zou kunnen geven aan Z. M. den Koning het voorstel deed, om de
vijf overige bataljons eveneens een vaandel te schenken. In het
betrekkelijk schrijven werd alsnog aangeteekend
„dat een dergelijk gunstbewijs voorzeker eene nieuwe aansporing aan
„die korpsen zou geven, om met onwankelbaren ijver en trouw den Koning
„en het Vaderland te dienen."
Reeds spoediger dan men had mogen verwachten, werd de tijding
ontvangen, dat het Z. M. den Koning had behaagd, alle bataljons
een nieuw vaandel te schenken, tot opschrift dragende:
vBataillon Koloniale Infanterie.
In het begin van het jaar 1833 werden de nieuwe doeken door
den van verlof terugkeerenden kapitein G. Bakker in Indië aangebracht,
waarvan de Commandant der troepen bij zijn schrijven van 11 Februari
1833, N°. 21/2 kennis gaf aan den Gouverneur-Generaal. In antwoord
daarop werd de opdracht ontvangen, om een voorstel tot uitreiking
dier kortelings aangebrachte krijgsteekenen aan de goedkeuring van
Zjjne Excellentie te onderwerpen.