98
1890 N°. 51); de voordeelen der militaire bakkerijen zijn dus ook
niet zoo groot als de becijfering zou doen gelooven.
Ik kan mij voorstellen, dat men geen groot denkbeeld heeft van
de vrijgevigheid der hoogere machten in een leger, waarin de soldaat
de halve waarde krijgt betaald voor kleedingstukken, waarop hij
recht heefr, maar die hij door zuinigheid, netheid en goed onderhoud
minder noodig heeft dan zijn kameraden, terwijl diezelfde man evenwel
de volle waarde moet betaler, als hij vóór den volgenden vernieuwings
datum blijkt zich verrekend te hebben, en het bewuste stuk toch
niet te kunnen missen. Te meer kan ik medegaan met de gering
schatting van gouvernetnenteele vrijgevigheid, als men gelooft aan het
gangbare verhaal, dat de hoofd-intendant werd gedecoreerd, die op
het idee kwam de vroegere- volle kleeding-indemniteit te halveerde
(de grootste helft bij oneven aantal centen s. v. p.).
Dit verhaal is nochtans een praatje: tusschen 1872 en 76, in
welken tijd deze wijziging valt, is geen hoofd-intendant geridderd,
en bij de bepaling der vivres-indemniteit is men van billijker rede
neering uitgegaan, dan bij de bepaling der kleeding-indemuiteit, en
dit gebeurt, Goddank, in meer andere gevallen.
Yóór 1886 betaalde men de helft van den gestelden maximum
contractsprijs voor brood (A. O. 1873, N°. 76, art. 15 der algemeene
leveringsvoorwaarden van levensmiddelen, nu vervallen,) en na dien
tijd (A O. 1886 N°. 1) den plaatselijken marktprijs tot een maximum
van het dubbel van vroeger, en niet dien volgens het plaatselijk
contract. Het is dan ook billijk, dat de man het bedrag ontvangt,
waarvoor de samenstellende deelen van het rantsoen op den passar
gekocht kunnen worden, wanneer zijn belang het volgens het oordeel
der meerderen medebrengt om buiten de menage te etenonbillijk
zou het zijn hem alleen zooveel te geven, als het Gouvernement, zeer
in het groot koopende, betaalt aan aannemers, die dikwijls hun
prijzen bedingen in den feilen strijd van levendige mededinging.
Het feit, dat de marktprijs van het brood in hoofdzaak tot maatstaf
heeft gestrekt om de indemniteit er voor te bepalen, sluit evenwel
nog niet per se in zich, dat de kosten voor het brood ten behoeve
van het geheele leger daarom te duur berekend moeten zijn. Wel
bestaat er kans op, in aanmerking genomen de contractsprijzen, die