DE EXPEDITIE NAAR ZU1D-FL0RES.
(11 Mei tot 19 November 1890).
Vervolg van blz. 504 van het 2e deel van den jaargang 1898).
(Slot).
Godsdienst.
Yao een bepaalden godsdienst is er bij de bevolking niets te
bespeuren. De God des hemels wordt Déwa en de God der aarde
Nitoe genoemd; doch deze benamingen hebben zij wellicht van de
Endehneezen overgenomen. Afgodsbeelden evenmin als andere
symbolische figuren ter aanduiding van eene Godheid, worden bij
hen aangetroffen.
Zij offeren slechts aan de zielen hunner afgestorven voorouders,
die zij emboe-kadjoe noemen, door het slachten van vee bij de later
te vermelden offerhuizen (ngadoe's en baga's). Geloof aan duivels
en booze geesten is bij de bevolking in zwang, en wordt dan ook
dikwijls gewag gemaakt van de ata-polo (Swangi), die de macht
bezit om den menschen door toovermiddelen het leven te benemen.
Offer huizen.
In elke kampong van eenige beteekenis vindt men 1, 2 of meer
offerhuizen, welke bestaan uit een houten paal als stijl en een kegel
vormig dak. De houten stijl is meestal van snijwerk voorzien en
hier en daar met stukjes schelpen ingelegd.
Dit offerhuis, „ngadoe" genaamd, is gewijd aan de zielen der afge
storven voorouders van de mannelijke kunne en wel van degenen,
die zich het eerst in die kampong hebben gevestigd en dus als de
eerste oprichters zijn te beschouwen.
Tegenover de „ngadoe" vindt men de „baga", ook een offerhuis^
doch in den vorm van een gewoon woonhuis met één vertrek, welks
Dl. I, 1894. 1