116 Het aangeven van de directie (5e) is natuurlijk goed, mits daarvoor evenals in het Duitsche voorschrift een naar voren, liefst in de vijan delijke stelling gelegen punt worde genomen. Eveneens, en vooral met het oog op onze Indische terreinen, het aangeven van een troependeel, waarnaar het algemeen verband moet worden onderhouden (punt 6). De uitdrukking „richtingscompagnie of richtingsbataljon" is daarbij minder juist. Niet de richting, doch het verband moet worden onder houden. Dat verband herkrijgt men, als het verloren is gegaan, door zich weer aan te sluiten. Aansluitingscompagnie of bataljon zoude ik meer in overeenstemming met den aard der zaak houden. Het aanwijzen van een afzonderlijke dekking aan de artillerie en aan den gevechtstrein is alleen noodig bij gevechten tegen den In- landschen vijanddaar echter het voorschrift de punten voor het meest uitgebreide gevechtsbevel moet geven, zijn die hier wel op hun plaats. Zeer terecht wordt de regeling van het indienen van periodieke berichten en het aangeven van de standplaats vau den bevelhebber voorgeschreven. Worden nu in ons voorschrift nog zaken niet genoemd, waaromtrent in een gevechtsbevel voor den aanval wel behoort te worden voorzien? Yolgens het Russische voorschrift bevat een gevechtsbevel voor den aanval het volgende: le algemeene inlichtingen aangaande den vijand en de eigen voornemens, 2® de verdeeling der troepen in strijdende troepen en de algemeene reserve, 3e de opstelling der strijdende troepen in verband met de voorname gevechtsphasen en de bijzondere opdrachten naar aanleiding van het gevechtsplan, 4e de opstellingsplaats van de reserven, 5® de maatregelen voor flankbeveiliging en verkenning, 6e de plaats voor de munitiecolonne, 7e hoofdverbandplaats, 8® opstelling der bagage, 9® de overige, voor elk bijzonder geval te nemen maatregelen, 10® de staudplaats van den bevelhebber.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 125