118 ïhans overgaande tot de beschouwing van de punten, die ons voorschrift aangaande het gevechtsbevel voor de verdediging geeft, kan men zeggen dat deze over het algemeen genomen, zeer goed zijneene verdeeling van de stelling in strooken en in verband daar mede eene aanwijzing van de troependeelen, die elke strook zullen verdedigen. Bevelen voor de versterking der stelling behooren echter alleen dan aan de verdedigers der strooken gegeven te worden, als de be velhebber voorziet, dat de troepen niet sterk genoeg zijn om de noodige werkzaamheden uit te voeren. Zij moeten dus meer de verstrekking van werkkrachten, toevoe ging van technische hulp en algemeene aanwijzingen, als b. v. den last tot het inrichten van een terrein voorwerp tot tactisch steunpunt met opgave van den vermoedelijk beschikbaren tijd, betreffen. Overi gens zijn ze meer gericht tot den commandant der genietroepen. Gaan wij nu nog het Russische voorschrift na, dan zien wij, dat dit aangeeft, dat een gevechtsbevel voor de verdediging inhouden moet: le het doel van het gevecht en de richting, waaruit de stoot van den vijand verwacht wordt, 2e de algemeene beschrijving der stelling, 3e indeeling der troepen en de verdeeling der stelling in strooken, 4e en opstelling van de algemeene reserve, 5e flankbeveiliging, 6e richting, waarin vooruitgeschoven troepen op de stelling moeten terugtrekken, 7e de opgave van de punten, die zeer sterk gemaakt moeten worden, 8e plaats van de munitiecolonne, 9e hoofdverbandplaats, 10c opstellingsplaats van de bagage, lle standplaats van den bevelhebber. Gelijk wij zien, wordt hier zelfs bij de verdediging niet over eene opnamestelling voor den terugtocht gesproken; ons voorschrift doet dit wel. Mij komt in deze aangelegenheid het Russische standpunt beter voor. Zonder iets af te dingen van de waarheid van het feit, dat de bevelhebber voor zich zelf zekerheid moet hebben, welke stelling

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 127