3
met andere volken en andere omstandigheden meer, heeft de oorspron
kelijke taal in het spraakgebruik menige verandering ondergaan,
waardoor verschillende dialecten ontstonden.
Yoorzoover ik heb kunnen nagaan, is het mij gebleken, dat er
weinig verschil bestaat tusschen de taal der Langa's, Rokka's, Bonga's,
Doewa's en berg-Endehneezen en kunnen deze stammen elkander
zeer goed verstaan.
Kleeding.
De kleeding der mannen bestaat uit een sarong (sapoe), om de heupen
te bedekken en een dergelijke (loevvé) om als selimoet dienst te doen.
Voorts een hoofddoek ter lengte van l1^ 2 M. bij eene breedte
van 3 d M. en daaroverheen een smallere en kortere om als buikband
te dienen en de sarong op te houden.
De kleeding der vrouw bestaat uit eene enkele sarong, welke aan
weerskanten van den hals op de schouders met drie touwtjes wordt
vastgebonden.
Een hoofd of een voornaam man heeft om zijne polsen elpenbeenen
armbanden en koperen ringen om zijn bovenarmen. Zoo hij die
bezir, draagt hij bij feestelijke gelegenheden een gouden ketting om
den hals, welk versiersel echter na afloop der feestelijkheid terstond
wordt opgeborgen.
De vrouwen dragen versierselen om de polsen, armen en vingers,
bestaande in koralen en koperen of hoornen ringen Kinderen loopen
geheel naakt, en op zekeren leeftijd gekomen, dragen zij kleine sarongs.
Het is aan de aDa-noea of minderen man verboden eenig versiersel
te dragen, wanneer hij nog niet eenig blijk van moed of dapperheid
heeft betoond.
De slaven (cho-os) mogen in geen geval versierselen dragen.
Wapenen.
De wapenen zijn zeer primitief en bestaan uit lans (boedja),
schild (giiie) en klewang (sawoe).
Enkele vuursteen- en percussiegeweren worden ook bij de be
volking aangetroffen.
De lans is van hout vervaardigd en van een ijzeren punt voorzien
van bamboe lansen wordt veelvuldig gebruik gemaakt en worden
zij bij tientallen ten strijde medegevoerd.