121 In een volgend hoofdstuk hopen wij na te gaan, wat onder eene goede gevechtsleiding moet worden verstaan en wat men van den invloed des aanvoerders op den gang van een gevecht kan verwachten. 8. Over den invloed van den aanvoerder op den gang van het gevechtde gevechtsleiding en het geven der bevelen. De invloed van den aanvoerder op den gang van het gevecht vloeit voor een groot deel voort uit factoren van zuiver moreelen aard. Kalmte, moed, stoutmoedigheid, vaardigheid in het nemen van besluiten zijn de hoofdvereischten, waaraan een troepenaanvoerder in het gevecht moet voldoen. Zij doen hem in den aanvang de eerste voordeelen behalen, welke hem vrij spoedig een naam bezorgen, die op zich zelf reeds het grootste gewicht voor toekomstige overwinningen in de schaal legt. Over dien invloed behoeft hier niet verder te worden uitgeweid. Een voorschrift voor het gevecht kan geen rekening houden met aanvoerders, die gewoon zijn te overwinnen, doch moet veel eerder dienen voor dezulken, die nog nimmer of slechts zelden een gevecht hebben geleid. Welke middelen staan dien personen ten dienste om invloed uit te oefenen op den gang van een gevecht en hoe zullen zij die middelen aanwenden Ons gevechtsvoorschrift bewaart hieromtrent een diep stilzwijgen. Het zegt in 29laatste alinea alleendat de C. C. (bij het aanval lend gevecht der compagnie) het geheel moet „leiden", eene verplichting, die op grond van de 48 en 76 ook voor de bataljons- en briga decommandanten geldt, doch wat onder die „leiding" moet worden verstaan, zegt het niet. Hetzelfde is het geval met het Nederlandsche voorschrift, dat er nog wel een hoofdstuk op na houdt over „gevechtsexerceeren en gevechtsleiding". Evenzoo gaat het met de meeste andere gevechtsvoorschriften. Eene gunstige uitzondering maakt het Russische voorschrift, dat wel het woord „gevechtsleiding" niet noemt, doch daarentegen vrij wel weergeeft wat men daaronder moet verstaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 130