- 127
te veel waarde gehecht aan het bekend zijn van huis uit van de
hoogere bevelhebbers met de plaatsen van de onderbevelhebbers, en
heeft zich het Duitsche voorschrift het meest daarvan losgemaakt.
Werkelijk geloof ik, dat de bepalingen betreffende de standplaats
van den Brig. C. volgens ons Indisch voorschrift het best van al
voldoen voor het bepalen der standplaatsen van alle commandanten.
De bevelhebber kiest zijne standplaats daar waar hij
le de gevechtslinie of het gewichtigste deel der gevechtslinie van
zijn troep het best kan overzien,
2e de bewegingen van zijne eigen troepen en van die des vijands
het best kan volgen,
3e het gemakkelijkst kan beschikken over zijne reserven,
4e n te vinden is.
Deze keuze is goed voor iedereen. Natuurlijk moet elk onderbe
velhebber kennis geven van zijne standplaats aan den onmiddellijk
boven hem gestelde, even goed als de bevelhebber dit doet aan de
onderbevelhebbers.
Yoorts moet eene eenmaal ingenomen standplaats niet licht worden
verlaten en moet er, als zij voor een andere verwisseld wordt, iemand
achterblijven, die de ordonnansen enz. kan terecht wijzen. Eene
verwisseling van standplaats, waartoe de bevelhebbers in onze Indische
terreinen te eerder zullen overgaan naarmate zij persoonlijk minder
kunnen waarnemen, is in de meeste gevallen aan zoo veel bezwaren
onderhevig, dat het voordeel van persoonlijke waarneming daar
dikwijls aan het nadeel van de verplaatsing zal moeten worden
opgeofferd.
Uit den aard der zaak zijn de standplaatsen der commandanten
van de in voorste linie strijdende troepen bijna even ambulant als
die troepen zelf. Yooral deze commandanten moeten daarom groote
waarde hechten aan den eisch, dat zij „gemakkelijk te vinden" moe
ten zijn.
Bij de oorlogvoering in de tropen moeten de vier bovengenoemde
eischen, voor den bevelhebber van het geheel althans, stellig nog met
een vijfden eisch worden vermeerderd, en wel met dien vanbeschut
ting tegen weer en wind.
Yan uit hun standplaatsen geven de bevelhebbers nu hunne bevelen,