167
Ook onze bewapening is voor grootere afdeelingen een beletsel
den Inlandschen vijand goed voor te stellen.
Het is den soldaat noch zijn aanvoerder in te prenten, dat het
Beaumont-geweer maar een armzalige tromplader is.
Wij zagen een sectie artillerie in batterij komen op 500 M.
„Het is maar een Inlandsche vijand", zeide de artillerist en hij
had gelijk.
Maar de verdediger alias Inlandsche vijand braakte uit zijne
Beaumont-geweren zulk een geweldig vuur tegen die artillerie, dat er
in de werkelijkheid aau het in batterij komen en vuren niet had
kunnen worden gedacht.
Bij de bespreking zeker niet het minst nuttige gedeelte der
oefening leidt dit tot verwarring, zoodat ten slotte ieder gelijk
meent te hebben.
De partij, die den Inlandschen vijand heeft voor te stellen, zal
onwillekeurig nu eens als geregelde troep, dan weder, als de nood
dwingt of het oogenblik gunstig is, als ongeregelde bende optreden;
het verloop der oefening verliest hierdoor nog meer aan natuurlijkheid
dan uit den aard der zaak reeds voortvloeit, terwijl soms aan de
phantasie te veel ruimte wordt overgelaten.
Ten slotte wilden wij nog op iets anders de aandacht vestigen.
Dikwerf wordt in onderstellingen, of opdrachten gesproken van
„aanvaller en „verdediger."
Partijcommandanten gevoelen zich hierdoor wel eens te zeer ge
bonden en meenen, dat zij a tort et a travers verdedigen of aanval
len moetenmet verwaarloozing van den regel dat veelal de beste
verdediging de aanval is.
Ware het niet beter slechts te spreken van Noord- of Zuid-,
Oost- of Westpartij? De partijcommandanten kiezen dan, waar
mogelijk, zelf tusschen tactisch offensief of tactisch defensief.
M. November 1893.
Ben Infanterie-officier.