180 richten), alle beschikbare krachten uit het centrum noodig gehad om de verbinding met dien belangrijken post te herstellen. (1) De positie op de Oostkust van Sumatra is nog niet zoo gunstig op het oogenblik als men wel zou denken. De Minister heeft ons een telegram medegedeeld, waarin werd gemeld, dat de toestand op Tamiang gunstig was, maar in hetzelfde telegram werd gemeld, dat de benting van radja Silang was ingenomen. Een van de Tamiangsche hoofden is dus bepaald vijandig opgetreden. Een ander hoofd, Karangis uitgeweken of voortvluchtig. Wij weten, dat Kedjoeroean Moedia vermoord is op last van Karang en dus geloof ik niet, dat wij heel gerust kunnen zijn over Tamiang. Als ik mij niet bedrieg, zal in den eersten tijd wel versterking van troepen noodig zijn en daarom ben ik van meening, dat wij aan een drietal volledige reservebataljons op Java behoefte hebben. Ik zal over deze zaken niet verder uitweiden, want de legercom mandant moet dit alles weten en is verantwoordelijk, maar ik moet er toch op wijzen dat, wanneer de plannen van ToeJcoe Oemar uit gevoerd worden en men gaat ageeren in de XXII Moekim, weer nieuwe uitwijkingen te wachten zijn van hen die hunne toevlucht zullen nemen naar Tamiang. Wij zullen daar dus op onze hoede moeten zijn. En dat mijn indruk wel niet geheel onjuist zal zijn, wordt be wezen door hetgeen wij lezen in het Koloniaal Verslag, waar de Regeering zegt: „In algemeenen zin kan nog niet gewaagd worden van een geheel bevredigenden toestand wat aangaat de veldbataljons, want het aantal zieken en geëvacueerden blijft nog groot, zoodat nog altijd het aantal beschikbare manschappen, voor zooverre de Euro peanen aangaat, blijft beneden het cijfer waarop de korpsen moeten zijn geformeerd." Het spreekt van zelf, dat in den toestand waarin wij op het oogen- 0) Den 20en Octob.r rukten daartoe uit een infanteriemacht van 202 man, eene sectie bergartillerie, een detachement genietroepen van een luitenant en twintig manschappen, een officier van gezondheid met ambulance en zes ordonnansen. Den 21 en October werd deze macht nog versterkt door eene compagnie van het 12e bataljon infanterie, die echter niet met den vijand is slaags geweest. Van een bataljon en bovendien alle beschikbare krachten uit het centrum is dus geen sprake geweest. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 193