10
partijen hulptroepen te verwerven, die zij door groote geschonken
of zware betalingen tot hun zaak overhalen.
Gedurende ons verblijf op Zuid- Flores, zagen wij enkele leiders
of hoofden der beweging te paard gezeten.
De hoofden bezitten een oorlogskostuuin, bestaande uit een
baadje zonder mouwen, van geweven garen, van buiteu overtrokken
met geitenvel en van verschillende teekeningen voorzien.
Bij de berg-Eudehneezen heeft men nog het gebruik van pijl en
boog, ofschoon deze wapens langzamerhand door de vuurwapens
zijn verdrongen.
Is men werkelijk tot den strijd toegerust, dan wordt de sarong
hoog opgebonden en voorziet men zich van een witten hoofddoek
of een ander kenmerkend teeken. Steeds wordt de tasch, van ge
vlochten bladereu of van geitenvel vervaardigd, (magi) bij zich ge
dragen en hierin tabak, penang en sirih opgeborgen.
Vredesonderhandelingen en eedsaflegging
Wanneer tusschen twee kampongs de krijg is geëindigd en de
eene partij de andere de bepaalde boete heeft opgelegd, worden
vredesonderhandelingen gesloten op een daarvoor te bepalen plaats.
Op die plaats wordt een zeker aantal groote steeuen geplaatst en
daaromheen kleinere steenen in zekere orde gerangschikt. Alle
wapentuig, zooals parangs, klewangs, geweren, lansen en schil
den worden daarnaast nedergevleid en onder het uitspreken der
woorden
„Indien gij uwe gelofte verbreekt, moge deze parang uw schedel
doorklieven, deze kogel in uw lichaam dringen en deze lans u door
boren" de gelofte gedaan.
De steen, waarbij de gelofte wordt gedaan, heet „watoe-djadji"
en wanneer bij veeten tusschen beide partijen, de eene de watoe-
djadji overschrijdt, wordt zij beschouwd als de belofte te hebben
verbroken.
De eedsaflegging bestaat in het eten van een weinig aarde of het
eten van rauwe varkens- of geitenlever, welke aan de punt van de
klewang gestoken en daarna elkander in den mond gestopt wordt-
Dit laatste geldt, wanneer twee personen of twee partijen elkander
eeden van vriendschap of bondgenootschap zweren.