AT JEH. 16 April 1874. Mededeelingen omtrent het gevecht ten Zuiden van Lampoe-oek door A. Bardok, gepensionneerd kapitein der Infanterie, in April 1881 gedaan aan H. A. A. Niclou. Sedert den 7en April 1874 werden dagelijks patrouilles uitgezonden, vooral langs de Ooster- en Zuiderface van Kota Raclja. Die, welke op den llen April onder den kapitein J. J. van Poll uit de hoofd poort, over Pakan Atjeh langs de Ooster- en Zuiderface was gegaan, werd beschoten en had twee gewonden gekregen. Des. avonds van dien dag werd ik gecommandeerd voor de patrouille, die op den 12en den door van Poll genomen weg zou volgen. Ik won eenige informatiën in bij den kapitein van Poll en marcheerde den vol genden morgen ten 6|- uur met eene patrouille, sterk 3 officieren, 1 officier van gezondheid, 110 onderofficieren en manschappen en ambulance uit de hoofdpoort van Kota Radja. .Na door de voor malige versterking van Polim te zijn gegaan, werd de marsch een klein eind Oostelijk voortgezet, dan vervolgens langs voetpaden, over droge sawahs, tusschen paggers, alang-alang, struikgewas en ten laatste over, waarschijnlijk na te zijn gesneden, weder opgeschoten, en dus met niet zeer weelderig opgegroeid suikerriet Zuidoostelijk gegaan. Na ruim een kwartier uurs in die richting te hebben gemarcheerd, werd de marsch in Zuidelijke richting aangenomen tot voorbij de Zuiderface van den kraton. Daar gekomen, werd de patrouille begroet met de woorden: kafirkafir! andjing blanda!" enz. waarop ik liet halt houden en eene patrouille van een sergeant en zes man vooruitzond, om te ontdekken, waar dat geroep van daan kwam. Deze patrouille stelde zich op achter een kleinen heuvel, waar het terrein goed kon worden waargenomen, terwijl ook ik mij DL Ij 1894.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 206