194
inspande, om zooveel mogelijk te weten te komen. Er werd echter
niets bespeurd, waarom de marsch in Zuidelijke richting verder werd
voortgezet, totdat de vijand een schot loste, dat in de verlenging
van de Z. O kapitaal van den kraton kwam. Na ouderzocht te
hebben waar het schot van daan kwam, maar niets gevonden te
hebben, ging ik Westelijk, en ontdekte, toen ik ongeveer tegenover
het midden van de Zuiderface van den kraton was gekomen, drie
huizen, ongeveer 300 passen van die face verwijderd. Het daar om-
gelegene terrein werd doorzocht en vervolgens verder gegaan tot bij
Kota Petjoet, waar ik den kraton weder binnenkwam. Nadat ik
den marsch in Westelijke richting had aangenomen, werd ik niet meer
verontrust.
In den avond van den 15en April werd ik gecommandeerd voor
de patrouille, die den volgenden dag den door mij op den I2en ge
volgden weg zou gaan, terwijl de kapitein Scheltus van af Kota
Petjoet in tegenovergestelde richting zou mareheeren. Scheltus en
ik bezochten den majoor Romswinckel, bij wien zich nog meer
officieren bevonden. Er werd gesproken over de patrouilles van den
volgenden dag. Ik vroeg den majoor, of ik niet wat verder zou
mogen gaan. Deze meende, dat ik mijne patrouille zoover mocht uit
strekken, als ik zou noodig achten, zoo mede dat het niet ondoel
matig zou zijn, dat wij vernagelpinnen medenamen. Den 2en luite
nant der Artillerie van der Kruk, die ook tegenwoordig was, werd
verzocht om deze te halen en kwam met een zeker aantal terug,
lange en korte. Scheltus en ik kregeu er ieder eenige, hoeveel weet
ik niet bepaald meer ik meen ongeveer tien. Den volgenden mor
gen marcheerde ik omstreeks zeven uur, eer vroeger dan later, af.
Mijne patrouille was sterk: een kapitein, twee eerste luitenants, een
officier van gezondheid met ambulance, drie Europeesche en drie
Inlandsche sergeanten, drie Europeesche en drie Inlandsche korpo
raals, twee Europeesche en twee Inlandsche hoornblazers, twee en
vijftig Europeesche en zeven en veertig Inlandsche fuseliers.
Weder nam ik den weg uit de hoofdpoort, over een bruggetje
over de Kroeng Daroe, door de voormalige versterking van Pang
lima Polimen vervolgens nog een klein eind Oostelijk, om daarna
nog ruim een vierde uur in eene Zuidoostelijke richting te mareheeren