195
en vervolgens Zuidelijk te gaan. Na van uit den kraton even als
op den 12en ODgeveer drie kwart uur te hebben gemarcheerd, ont
vingen wij een goed onderhouden geweervuur uit versterkingen, die
in de rimboe verscholen, en in de verlenging van de Z. O. kapitaal
van den kraton gelegen waren.
Ik gaf last niet te vuren, en trachtte zoover mogelijk te verkennen
en 's vijands linkervleugel te omtrekken. Daarbij bleek, dat de
vijandelijke stelling bestond uit eenige achter elkander liggende
bamboedoerie hagen, die om het vuur der verdedigers niet te be
lemmeren, tot op iets minder dan manslengte waren afgekapt en
waarachter eenige sterk bezette bamboe huizen op palen gelegen
waren, terwijl dit bleek tijdens het latere gevecht de stelling
ook steenen gebouwen of graven bevatte. Haar aan de Zuidzijde
pogende te naderen, stuitte ik op een beekje, niet zeer breed (±3
Meter), maar diep en met steile oevers.
Het vijandelijk lila- en geweervuur werd toen zoo hevig, dat ik
besloot het te beantwoorden. Dat des vijands was echter overwel
digend, waarom ik de poging tot omtrekking staakte, en daar ik
het terrein ter plaatse, waar mijne patrouille zich bevond, Zuid- en
Zuidwestzijde, zooveel mogelijk verkend had, mij voornam om dit
ook aan de Noordzijde te doen. Dit beproevende, kreeg ik echter
zooveel vuur, dat ik de verkenning afbrak en stelling nam tegenover
's vijands front (de Westzijde) achter een dijkje (galangan) beplant
met bamboedoerie, mijn troep gedeeltelijk en tirailleur opgesteld, de
rechter- en linkervleugels met sectiën versterkt.
In die positie kreeg ik vier gekwetsten, alsde Europeesche sergeant
VAN der Horst, stamboek nummer 65164, die zich bij de verken
ning zeer verdienstelijk had gemaakt, de Europeesche korporaal
Exalto, No. 66865 en de Europeesche fuseliers Hommes, No. 67896
en Meert, No. 67899. Weldra werd de patrouille ook in de lin
kerflank beschoten, terwijl mij tevens werd gerapporteerd, dat de
vijand bezig was ook de rechterflank te omtrekken, hetgeen boven
dien duidelijk bleek uit de richting, waarin de vijandelijke scho
ten vielen.
Ik herinnerde mij toen, dat het doel eener patrouille niet is te
vechten, maar om, botsingen met den vijand vermijdende, zooveel