197 krijgen op ons gezicht, kapitein;" dat waren de woorden, welke die manschappen mij toevoegden. Kort daarna meldde ik mij bij den majoor Romswinckel, die zijn troep achter een galangan in het front der vijandelijke stelling (aan de Westzijde) had opgesteld. Op grond der 's morgens opgedane terreinkennis, veroorloofde ik mij, onder zijne aandacht te brengen, dat die positie minder gun stig was. Daarop volgde de last verder te verkennen en eene voordeelige stelling in te nemen. Ik trachtte dit te doen, door de vijandelijke sterkte weder Zuidwaarts te naderen, waarbij de hiervoren vermelde, met bamboedoerio beplante dijkjes om de suikerrietakkers, en het mede reeds vermelde beekje weder groote beletselen waren. Scheltus, die op zijn marsch naar den kraton, door den majoor Romswinckel ontmoet en mede teruggenomen was, stond toen tegen over de Westzijde der versterking, de artillerie meer links. Later kwamen de compagnieën van Vasseur, van Poll en Hamilton of Silverton Hill. De eerste plaatste zich links van mijn troep, en bleef daar, tot ik werd teruggeroepen om de vijandelijke versterking aan de Westzijde (het front zooals later bleek) te attaqueeren. Van Poll, gesteund door Vasseur, kwam toen ten Zuiden en Zuidwesten der vijandelijke stelling, Scheltus schoof tot over de Noordoost zijde op, en Hamilton of Silverton Hill plaatste zich, om bij het voortdringen te volgen, achter mij, terwijl de artillerie zich achter Hamilton op ongeveer 150 pas afstand in het front der vijandelijke stelling bevond. Wat mij betreft, na mijne plaats in het front te hebben ingenomen, avanceerde ik, door van de eene naar de andere bam- boedoeriehaag voort te gaan; deze bereikt hebbende, eene opening te laten kappen, hetgeen met veel verliezen gepaard ging (het moest geschieden onder het hevige lila- en geweervuur des vijands) en dan weer tot aan de volgende afscheiding door te trekken, terwijl Ha milton of Silverton Hill mij volgde en telkens de door mij ver latene stelling innam. Toen ik met mijn troep tot aan de laatste bamboedoeriehaag (pagger) voor de vijandeljjke versterking gekomen was, hoorde ik den majoor aan Hamilton gelasten, dat hij mij, wanneer ik in de benting was, op den voet moest volgen. Het vijandelijk vuur was

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 210