199
op de sawah lag, zijn ook nog gepasseerd de kapiteins van Poll
met een schot in den voet, en de mede ernstig verwonde le lui
tenant Beijen. Met beiden heb ik eenige woorden gewisseld. Yer-
gis ik mij niet, dan kreeg de laatste, die reeds zwaar geblesseerd
werd aangedragen, op de sawah nog weder een schot door een van
de neervallende vijandelijke kogels.
Na mijne verwonding, toen ik terug was gegaan tot een eind
links achterwaarts van de artillerie, hoorde ik een luid gejoel en ge
juich in de richting der vijandelijke versterking. Ik dacht dat de
onzen er binnen waren en een hoerah aanhieven. Het tegendeel
was gebeurd. Het was het hoerah des vijands, na het afslaan der
onzen.
Toen ik de sawah verliet, was de terugtocht reeds begonnen.
Ylug ging ze niet over de smalle voetpaden, waarop tandoe's met
geblesseerde militairen, koelies, dwangarbeiders, ja zelfs enkele vrouwen,
die onze troepen waren gevolgd, zich bewogen. Zeker waren de
eersten der aftrekkenden reeds in den kraton, alvorens de laatsten
de gevechtsplaats verlieten, ook omdat er 82 gekwetsten en 8 ge
sneuvelden moesten weggedragen worden. Hoe laat de mortieren zijn
aangekomen, weet ik niet; lang heb ik gemeend, dat ze er al waren,
toen ik voor de tweede maal op het terrein kwam. De artillerie
heeft veel gevuurd en aanvulling van munitie is zeker noodig ge
weest. Dragers met wijn, beschuit, jeuever en drinkwater kwamen
mij tegen, toen ik gekwetst naar den kraton terugkeerde. Dit was
de weg, 's morgens en ook reeds den 12en door mij, en vervolgens
ook door de andere troepen gevolgd.
Er bestond geen andere. Binnen de tien minuten uit den kraton
naar de gevechtsplaats te loopen, was niet doenlijk. Minstens waren
daarvoor 20 a 25 minuten noodig. Toen ik later te Atjeh was, heb
ik het plekje, waar den 16en April 1874 zoo hevig gestreden was,
nog een paar malen bezocht. Wanneer ik de gebeele lengte van
het schijfschietterrein had afgelegd, moest ik nog een aanmerkelijken
afstand loopen. De laatste maal ben ik zelfs teruggekeerd, omdat,
toen wij de kogelvangers voorbij waren, en daarna een geruimen
tijd geloopen hadden, hij die mij vergezelde, niet verder wilde gaan.
Van Poll, die aan de Zuidzijde attaqueerde, is, zooals ik later