201 daan kwam. Deze patrouille stelde zich achter een kleinen heuvel op, van waar zij het voorliggend terrein goed kon waarnemen. Ik overtuigde mij zelf van de gesteldheid van het terrein, maar nam niets waar. De marsch werd daarop voortgezet, en een weinig later bij het verkennen van een links van de patrouille staand ledig huis, werd een schot van de zijde des vijands vernomen, dat in de ver lenging van de kapitaal van de Zuider-en Oosterface van den kraton ging. In een Westelijke richting voortgaande, werden drie ledigstaande huizen gezien, die door een officier met de noodige man schappen werden doorzocht. Deze huizen staan op ongeveer 300 passen op het midden van de Zuiderface van den kraton. Het om liggende terrein van die huizen werd verkend, en daarna de marsch voortgezet tot Kota Petjoet, waar de patrouille binnenrukte. De marsch is in het algemeen gedeeltelijk over voetpaden, gedeel telijk over droge sawah's en suikerrietvelden gegaan. Soms gedekt door paggers, die de vlakten omgaven en soms door struikgewas. (w. g.Bardok. Kota-Badjaden 16en April 1881. Rapport van de patrouille No. 1. Heden morgen om 7 uur rukte de patrouille uit, sterk een kapitein, twee eerste luitenants, een officier van gezondheid met ambulance, drie Europeesche en drie Inlandsche sergeanten, drie Europeesche en drie Inlandsche korporaals, twee Europeesche en twee Inlandsche hoornblazers, twee en vijftig Europeesche en zeven en veertig Inlandsche fuseliers, om een veldontdekking te doen om de vesting Kota Radjauitgaande van de Noorderface om langs de Ooster- en Zuiderface te Kota Petjoet weder binnen te komen. Ha te zijn uitgerukt door de voormalige versterking van Panglima Polim, ging de marsch in een Zuidoostelijke richting voorwaarts. Nadat in die richting ongeveer een kwartier uurs was gemarcheerd,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 214