212 vuur op de zenuwen bitter weinig. Yeeleer zie ik in dat vermogen tot versnelling eene veiligheidsklep voor de opgehoopte, sterk gespan nen zenuwkracht. En, wat de ladingsbewegingen aangaat, hoe minder de soldaat er heeft te verrichten, hoe beter Vergun ik mij, blijkens het vorenstaande, ten opzichte van het vrije gebruik der maximum vuursnelheid, met den geachten schrijver van zienswijze te verschillen, ook is het m. i. niet noodig een bepaalden magazijnsvoorraad in reserve te houden en middelen te bedenken om te voorkomen, dat de soldaat zijnen magazijnsvoorraad ontijdig verschiet, in plaats van dezen voor een of ander gewichtig moment te bewaren In de eerste plaats zou ik mij nooit kunnen vereenigen met het o. a, in Nederland gehuldigd beginsel van twee soorten ladingen die met de enkele patroon en die met den houder, aangezien dit in strijd is met den gebiedenden eisch, die het gevecht ten allen tijde omtrent eenvoud enzoo noodigwerktuigelijke uitvoering der ladings bewegingen stelt. Om dezelfde reden ben ik een tegenstander van het denkbeeld, dat de schrijver aangeeft, namelijk het uit de houders nemen van patronen, om de enkellading te kunnen toepassen, en het in de houders pakken der enkele patronen om magazijnvuur te kunnen geven. Al deze en dergelijke, m. i. overbodige, combinaties schijnen mij afkeurenswaardig en hiervoren heb ik de argumenten aangevoerd, die aantoonen, dat m. i. de enkellading geheel vervallen moet en bijgevolg bet denkbeeld: „enkellading als regel en magazijn (repeteer) vuur in het geval van nood of tactische noodzakelijkheid'' niet door mij wordt aangeprezen. Intusschen geef ik toe, dat de soldaat, met een magazijngeweer gewa pend, dat geen enkellading toelaat, in dè hitte van den strijd niet altijd zal weten hoeveel patronen zijn magazijn nog bevat en gevaar loopt, op een gegeven oogenblik te willen doorvuren met een ledig magazijn. Dit gevaar is tegenover den Inlandschen vijand wegens den betrek kelijk geringen indruk van zijn vuur op ons moreel wel is waar lang niet zoo beteekenisvol als tegenover den Europeesclien vijand maar het bestaat, al zij het dan ook in veel geringere mate.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 225