- 225 -
bepaling niet, dan zou de leerling tot zeer wijde bewegingen met het
geweer verleid worden, wat steeds nadeelig en gevaarlijk is. Yoor
in het trekken geoefenden moet men echter trachten de oefeningen
zooveel mogelijk overeenkomstig de werkelijkheid te maken, waartoe
men ook een enkele maal alle raakstooten kan laten gelden.
Sch ermvoorschriften.
„Nastoot" verwijst ten slotte naar den Hollandschen leidraad van
1884. Dat deze door eenvoud uitmunt, moet ik zeggen, maar de
duidelijkheid laat door al te groote beknoptheid nog al te wenschen
over. Boven heb ik de gelegenheid gehad een enkel bewijs daarvoor
te leveren. Als men op de Koninklijke Militaire Academie dan ook een
examen in het schermen, vooral voor meester, wilde afleggen, en
men den leidraad eens goed nakeek, bleven er eene menigte duis
tere punten over, waaromtrent men opheldering moest vragen. Dat
de meeningen der verschillende meesters nogal eens uit elkander liepen,
zal ik wel niet nader behoeven te verklaren.
Te groote beknoptheid acht ik schadelijk. In het voorschrift moe
ten vooral vele aanwijzingen en wenken betreffende het onderwijs
voorkomen, opdat het werkelijk als eene handleiding kan beschouwd
worden. Bij examens behoeft men dan niet te eischen, dat de ge-
heele inhoud woordelijk kan worden weergegeven, maar men onder-
zoeke of de adspirant de zaken begrepen heeft en kan toepassen.
Bij zuiver practische oefeningen, als gymnastiek en schermen, is het
voorbeeld van den onderwijzer bijna alles. In plaats van veel uit
te leggen, moet hij alles goed voordoen, opdat de man kan zien
hoe het zijn moet.
Het Hollandsche voorschrift van 1890 is vrij wat uitgebreider dan
dat van 1884, en geeft verscheidene behartigenswaardige wenken betref
fende het onderricht, terwijl de tekst door een groot aantal figuren
wordt verduidelijkt. Het verdient, dunkt me, verre de voorkeur
boven den vroegeren leidraad.
Middelen ter verbetering van het onderricht.
Gaan we nu eens na door welke middelen het onderricht in het
bajonetschermen zou verbeterd kunnen worden, dan komen we tot
het volgende:
Dl. I, 1894, 15