226 1°. door het overal in gebruikstellen van geweren met inschui vende bajonetten 2°. door het omwerken en eenigszins uitbreiden der Tweede Af- deeling van het voorschrift; 3°. door te bepalen, dat elk korporaal prevöt, elk sergeant meester op het geweer moet zijn; 4°. door bij elk bataljon een vasten schermmeester aan te stellen, ten einde afzonderlijk onderricht te geven 5°. door. het toekennen van premiën 6°. door eene verdeeling van alle schermers in drie klassen; 7°. door eene goede regeling der assauts. 1°. Goede geweren. Aangaande punt 1 wil ik verder niets meer zeggen. In mijn opstel heb ik reeds op meer dan één plaats de noodzakelijkheid er van aangetoond, 2°. Tweede Af deeling van het voorschrift. AVat punt 2 betreft, verwijs ik naar bovenstaande behandeling der Tweede Afdeeling. Het uitbreiden raad ik alleen aan ten opzichte van wenken bij het onderricht. Het is dus volstrekt niet mijne be doeling het onderricht zelf bijv. met kringparades of dubbele uit vallen uit te breiden, want eiken man „zoo grondig te oefenen, dat hij er onder alle omstandigheden toe gebracht wordt alléén reeds dooi de kracht der gewoonte zijn wapeus te gebruiken en de verschillende bewegingen uit te voeren zooals hem geleerd is" (Voorschriften voor het gevecht van en tot het houden van oefeningen bij de infan terie, blz. 67), is niet mogelijk, of de bewegingen moeten eenvoudig en gering in aantal zijn. 3°. Onderwijzers. Punt 3 moge eenigszins vreemd lijken, maar men neme in aan merking, dat het kader in staat moet zijn, evenals uit elk ander re glement of voorschrift, ook uit dat op het bajonetschermen goed onder richt te geven. Boven raadde ik aan van den prevót slechts te eischen, dat hij onderricht kan geven uit de Eerste Afdeeling. Yan een kor poraal is dat niet te veel gevorderd,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 239