- 227
Elk sergeant moet meester zijn, en het geheele voorschrift dus
kunnen onderwijzen. Alleen door deze bepaling kan men een vol
doend aantal onderwijzers krijgen voor de oefeningen der Tweede en
Derde Afdeeling.
4°. Sergeant-schermmeester.
Punt 4 heb ik reeds in een vroeger opstel bepleit. Het is voor
deu Korpscommandant zeer lastig het afzonderlijk onderricht zóó te
regelen, dat er èn voor het volgen der lessen, èn voor het onderwijs
geven de noodige liefhebberij bestaat. Het beste lijkt het mij deze
oefeningen gedurende den tweeden morgendienst te laten houden, en
eiken dag, daar nu eens deze, dan weer eene andere compagnie laat
thuis komt. De leerlingen moeten dan vrij krijgen van den tweeden
dienst bij hunne compagnie, en ook vau eenige corveeën, ten eerste
om den ijver aan te wakkeren en ten tweede om ze bij de oefeningen
zooveel mogelijk beschikbaar te hebben.
Veronderstel nu, dat van elke compagnie zes man afzonderlijk ge
oefend willen worden, dan kan men per compagnie een of twee ge
gradueerden commandeeren om den vasten schermmeester bij het
onderwijs bij te staan. Dat kader moet dan ook vrij krijgen van den
tweeden dienst bij de compagnieën, en bijv. door het uitloven van
premiën aangemoedigd worden, wanneer er onder hunne leerlingen
zijn, die in het examen voor prevöt of meester slagen.
5°. Premiën.
Ik geloof verder, dat de liefhebberij in het schermen veel grooter
zou worden, wanneer men evenals aan den scherpschutter eene premie
toestond aan beu, die prevöt of meester zijn geworden. Ook een
onderscheidingsteeken zou reeds veel uitwerken.
6°. Verdeeling in drie klassen.
Het zou misschien ook niet kwaad zijn, evenals bij het schieten,
ook bij het schermen de fuseliers in een drietal klassen te verdeelen.
Het voorschrift zegt wel, dat met geoefenden (afgeëxerceerden) de
Tweede en Derde Afdeeling moeten beoefend worden, maar het ge
ring aantal bajonetschermgeweren per compagnie en de ongeoefend-