248 Hebt ge nog tranen over, o Nederlandsche kameraad, om ook te dezen opzichte ons te beweenen Zoo ja, wees er zuinig mede, want ge zult ze nog kunnen ge bruiken. Gingt ge weder aan het rekenen met den factor 1/3, dan zoudt ge tot het resultaat komen dat de Indische vesting- en gar nizoensartillerie moest hebben: 5 Hoofdofficieren (onder wie minstens 1 Kolonel) en 10 Subalterne officieren (onder wie minstens 5 Kapiteins). Om een zeer sterk voorbeeld te noemen van opeenhooping van werk en verantwoordelijkheid, zij bijvoorbeeld gewezen op deD Ar tilleriecommandant in het Commandement van Atjeh en Onder- hoorighedenwaar op de 22 vaste posten ruim 50 vuurmonden in batterij staan tegenover de vijanden van het Nederlandsche volk, terwijl in den laatsten tijd daarbij nog zijn gekomen verschillende tijdelijke posten buiten de linie, eveneens met geschut bewapend (1) (Over de bewapening van Atjeh later meer). Boven zagen wij reeds, dat genoemde Artilleriecommandant tevens Korpscommandant is van de op Atjeh gelegerde bergbatterij. Allicht zoudt ge denken dat daar, waar zulke groote belangen van het Nederlandsche volk in het spel zijn, de verantwoordelijkheid wordt gedragen door een Kolonel van de Artilleriebijgestaan door een flinken staf. Evenwel nochtans is de toestand, dat al het werk, dat het vele personeel, materieel (2) en de uitgebreide werkkring (1) En dat al dit geschut zeer nuttig en noodig is, lazen wij nog onlangs in een hoofdartikel van de Java-bode van 13 Januari 1894, getiteld: „De Vestingartillerie in Nederlandsch-Indië" waarin o. a. gereleveerd werd dat deze vuurmonden in één maand eens meer dan 1000 scherpe schoten hadden afgegeven. Hoort men buiten af al niet veel van de vele malen dat deze vuurmonden verschillende meer of minder groote operatiën steunen (zij het dan ook dikwijls met enkele schoten), niettemin blijkt reeds uit dit vele gebruik hunne noodzakelijkheid. (2) Dit vooral niet te vergeten. Ieder zelfstandig artilleriecommandant heeft in Indië trouwens eene groote verantwoordelijkheid door het materieel en vele voorzie ningen voor het geheele leger. Er bestaat dan ook een voorschrift, getiteld „Rege len voor het beheer van het materieel van het Departement van Oorlog in Neder landsch-Indië" groot 116 bladzijden, en bijna geheel op het door de Artillerie beheerde materieel van toepassing. Aan de zoogenaamde Ordonnateurs, (in casu de Artillerie commandanten) is daarin eene groote verantwoordelijkheid opgedragen. "Wee hem, die zondigt tegen de vele bepalingen hierin opgenomen en in nog vele, vele voorschriften als Instructie-Inventaris enz.; ook verhaal op het traktement blijft dan niet uit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 261