251 verspreidentot bet overwegen vau de meest gewensohte wijze om kogelbundels toe te passen enz. De laatste daarentegen dient in hoofdzaak tot het leeren van het a. b. c. aan ons wapen (zie boven). En toch, de Indische artillerie heeft geen schietschool; zou zij ooit iets van dien aard krijgen? Graan wij verder, dan treffen wij aan bij de Nederlandsche artil lerie een Commissie van proefneming met een Luitenant-Kolonel aan het hoofd, en 2 Kapiteins en 2 Luitenants als vaste leden. De Indische artillerie telt ook eene Commissie van proefneming, doch hij die het woord „Commissie" uitvond, zal zeker niet gedacht hebben dat zijne uitvinding geïnterpreteerd zoude worden op de wijze als bij de Indische Commissie van proefneming van de artillerie plaats vond. Wat toch is eene Commissie bestaande uit één lid, tevens Voor zitter? En dat is de toestand alhier. Aan den Voorzitter worden jaarlijks toegevoegd twee of drie lui tenants van het garnizoen Batavia, zijnde meestal zeer jonge officieren, die zelf nog de practijk van het proeven nemen moeten leeren. Zij zijn dus behulpzaam bij de berekeningen en kunnen adviseerend gehoord worden, doch lid van de Commissie van proefneming zijn ze niet. Welk een verschil dus weder met Nederland! Bij de artilleriewerkplaatsen vindt men voor Nederlaud vermeld als staf: 1 Kolonel Directeur en aan hem toegevoegd: 1 Majoor en 3 Kapiteins. De Constructiewerkplaatsen tellen 1 Luitenant-Kolonel, 2 Kapiteins, 6 Luitenants. De Pyrotechoische werkplaatsen tellen 1 Majoor, 2 Kapiteins, (van wie thans 1 Majoor titulair) en 4 Luitenants. De werkplaats voor draagbare wapenen: 1 Luitenant-Kolonel, 1 Kapitein, 3 Luitenants.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 264