256 uitstekend geleerd hebben zich in het terrein en met aarden dek kingen te beschermen. En dan de fameuse 120m A zult ge zeggen. Als type zijn deze vuurmonden zeer goed en bruikbaar voor de Atjehsche toestanden van den laatsten tijdmaar het zachte metaal stempelt hen tot weinig geschikt voor veel gebruik. Wij lieten ons dan ook vertellen dat er vroeger op Atjeh van deze kanonnensoort aanwezig waren, waarvan men de projectielen tot voorbij de tappen kon aanzetten, terwijl de blauwe lucht ook dan nog langs het projectiel zichtbaar was. Yoor de waarheid staan wij niet in, hoewel het niet onwaarschijn lijk is, het machtwoord van Indië „zuinigheid" in aanmerking ge nomen. Tegenwoordig moet de toestand van de aldaar aanwezige 12om K A kanonnen beter zijn. Maar hadden wij daar niet noodig gehad eenige zwaardere kalibers en flinke getrokken mortieren, om de zich dekkende Atjehers ook van boven te bewerken. Vergeten wij niet dat het beruchte Kaloet nog onlangs uittartend op 600 M. van onze linie lag. En al hadde de artillerie van Atjeh de opdracht gekregen om Kaloet na eene ver kenning (om de niet bekende juiste plaats van de benting voor altijd te weten te komen), door geschutvuur te vernietigen of althans zoo danig te schokken, dat het door de infanterie met succes bestormd had kunnen worden, dan rijst de vraag of dat geschut daartoe in staat zoude zijn geweest. Dringt zich bij dergelijke overwegingen niet de vraag op den voor grond, of Atjeh, waar zoovele landsbelangen mede gemoeid zijn, en waar zoovele trouwe onderdanen van Hare Majesteit onze geëerbie digde Koningin hun bloed veil hadden, of Atjeh niet in de eerste plaats van de beste oorlogsmiddelen, ook op artilleristisch gebied had moeten voorzien worden Maar neen kameraad, dat geschiedde niet. En zelfs uit een minder verheven oogpunt, de dubbeltjes quaestie, moge de opmerking hier een plaats vinden, dat uitgaven voor goed geschut zeer waarschijnlijk ruimschoots waren opgewogen door de uit gaven, die noodig werden door het sneuvelen en verminkt raken van zoovele dapperen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 269