259
Wat staat ons te wachten
Wij weten het niet, maar het plan bestaat, het bezuinigingsmes,
waarvan in den aanhef dezes sprake was, met kracht in het gedeelte
der onbereden artillerie te zetten.
In de kamerverslagen troffen wij aan, dat er quaestie van is op den
Artillerie-Constructiewinkel te bezuinigen (over het problematische
daarvan teekenden wij boven reeds het een en ander aan en zullen
daarop niet verder doorgaan) en dat overwogen wordt, de Vesting
artillerie (lees Garnizoensartillerie, zie boven) geheel of gedeeltelijk
op te heffen. Wat met dit laatste bedoeld wordt, kan moeielijk
worden beoordeeld door hen, die niet in de geheimen van de bezui
nigingsvoorstellen zijn ingewijd. Van een geheele opheffing zal wel
geen sprake kunnen zijn in verband met hetgeen wij in het Kolo
niaal Verslag van 1893 op blz. 44 lezen, dat eene beslissing is ge
nomen ten opzichte van het sedert jaren aanhangige vraagstuk der
verdediging tegen een buitenlandschen vijand, waarbij Batavia met
Tandjong Priok als operatiebasis voor de marine is aangenomen.
Batavia zal dus verdedigd worden en het is niet twijfelachtig, dat
aan de Vestingartillerie daarbij krachtige middelen zullen worden
gegeven.
Op blz. 40 van evenbedoeld verslag vinden wij dan ook aangetee-
kend, dat omtrent het voor Indië te bestemmen positiegeschut nader
zal worden beslist in verband met de genomen beslissing omtrent
het verdedigingsplan tegen een buitenlandschen vijand.
O, Nederlandsche collega van het Wapen der Artillerie, tot wien
wij reeds meermalen het woord richtten, gij zult bevroeden, hoezeer
wij hopen dat ons voor dat doel nieuwe en geschikte vuurmonden
zullen worden gegeven. Bij U zijn sterke forten en liniën, ingericht
ter verdediging met flinke nieuwe kanonnen van 15 cm. L, en K.,
van 12 cm. L. en K,, van 10 cm., achterlaad-mortieren van 15 cm.
en van 10 cm. enz. (Dus ook goede middelen voor het tegenwoordig
bij de vestingartillerie zulk een vlucht nemende vuur van boven).
Wel gingen er in Nederland reeds stemmen op om niet te veel liniën
te hebben, omdat men ook soldaten moet hebben om ze te verde
digen (o.a. de lezing in April 1893 van den Generaal den Beer
Poortugal in de Vereeniging van krijgswetenschappen, welke opper-