296
van de infanteriecommandanten, bij wier troep zij zijn ingedeeld.
De commandant van eene bij andere troepen ingedeelde cavalerie-
afdeeling heeft zich alleen te beijveren om de hem gegeven opdracht
te vervullen, en verder om elke gelegenheid aan te grijpen die zich
voordoet om door een stout en onverschrokken optreden de andere
wapens te ondersteunen.
De commandant van de cavalerie, die ter waarneming naar een
flank is gezonden, kiest daar zelf een geschikt waarnemingspunt als
hem dit niet is aangewezen, beveiligt zich door posten en patrouilles
en meldt alles, wat hij van den vijand kan waarnemen.
Zoolang cavalerie niet actief kan optreden, stelt zij zich gedekt op.
De cavalerie beschermt gedurende den stormaanval de ongedekte
flanken der aanvallende troepen, doordat zij de tegenpartij met de
omvatting bedreigt. Is de aanval gelukt, dan vervolgt zij den vijand;
bij den terugtocht dekt zij de flanken.
Gaan wij thans na, wat wij hiervan voor het Indisch voorschrift
zouden kunnen gebruiken, en beginnen wij met de vaststelling van
de taak der cavalerie.
Deze is in het algemeen
vóór het gevecht: „verkenning, beveiliging en voorloopige bezetting
van gewichtige punten
gedurende het gevecht: „verkenning, beveiliging, offensief optreden
waar dit kan, ondersteuning van den stormaanval,"
na het gevecht: „voeling houden met den vijand en vervolging
dan wel: „dekking van den terugtocht, en trachten de eigen troepen
van den vijand los te maken."
Moet nu voor de cavalerie ook, evenals wij zooeven voor de artillerie
zagen, aan sommige voorwaarden voldaan worden, wil zij haar taak
goed kunnen vervullen?
Ik geloof van wel. In de eerste plaats beeft elk cavalerieaan-
voerder bij de uitvoering van zijne opdracht „volkomen vrijheid van
handelen" noodig, en wel in dien geest, dat men hem eerder ter
verantwoording moet roepen als hij te voorzichtig, dan als hij te boud
is opgetreden.
Maar er is nog een andere voorwaarde, waaraan voldaan moet
worden bij het geven van de opdrachtenmen moet de cavalerie óf