297 de noodige kracht, of de noodige zwakheid geven om haar taak te kunnen vervullenmen vervalle bij de aanwending van cavalerie tot het bereiken van een bepaald doel nooit in de middelmaat. De geschiktheid van de cavalerie voor haar gebruik in den oorlog schuilt alleen in haar snelheid. Cijfer deze weg, en elke infanterie is overal beter voor geschikt dan de beste ruiterij. Die snelheid geeft haar het vermogen om öf de tegenpartij onver wacht op het lijf te vallen, öf zich spoedig aan elke ontmoeting te onttrekken. Maar om de tegenpartij met succes te lijf te kunnen gaan, moet de factor snelheid vermenigvuldigd worden met den factor van het aantal. Is het aantal ruiters te gering, dan mist de cavalerie ook de ge schiktheid voor het echte ruitergevecht, en kan zij van haar snelheid alleen in de tweede richting gebruik maken. Dit nu heeft plaats bij de verkenning, waarbij alles aankomt op het spoedig afleggen van afstanden, zonder dat zij daarbij door den vijand wordt opgemerkt. Maar om onopgemerkt te kunnen blijven, of om, eenmaal opgemerkt zijnde, zieh weer spoedig aan de waarneming van de tegenpartij te kunnen onttrekken, moet het aantal zoo gering mogelijk zijn. Uit het vorenstaande zou men nu den volgenden regel kunnen afleiden voor het gebruik der cavalerie: afzondering van een zoo gering mogelijk aantal officierspatrouilles voor de verkenning, en gebruik van de ver- eenigde rest voor het gevecht, in de eerste plaats met de vijandelijke cavalerie. Nu kan men zeggen, dat zwakke patrouilles door elke kleine cavalerieafdeeling van de tegenpartij kunnen teruggejaagd worden, en dat is waar, doch daartegenover staat, dat alleen zeer kleine pa trouilles kans hebben om ongezien tusschen de vijandelijke cavalerie- afdeelingen door te sluipen, en dat men door te handelen, als zooeven gezegd is, de kans heeft om ten minste op één gedeelte voor het front de sterkste te wezen, de vijandelijke cavalerie daar geheel onschadelijk te maken en op dat gedeelte ten minste goed te kunnen verkennen. De kans, dat men dan op een ander gedeelte zelf verkend wordt, moet men dan maar op den koop toe nemen. Gaat men verdeelen, dan loopt men gevaar van overal terugge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 310