299
kenning, doch verliest zij voor een groot deel de geschiktheid voor
het gevecht.
Verkenningspatrouilles moeten nu veel sterker genomen worden,
om niet te spoedig hulpeloos te zijn.
Binnen de grenzen van het terrein waarop de gewonden nog veilig
zijn, kan zij, daar zij geen goed schietende infanterie of artillerie
tegenover zich heeft, veel eerder ongestraft chargeeren.
C. de genietroepen.
Omtrent deze wordt in de Oostenrijksche en Engelsche voorschriften
niet gesproken. Het Fransche voorschrift zegt er alleen van, dat
een deel der genietroepen zich bij de voorhoede bevindt, en dat de
door de eerste linie genomen steunpunten door de troepen der twee
de linie en de genietroepen in staat van verdediging worden gebracht.
Het Russische voorschrift geeft in eene bijlage op het voorschrift
voor het gevecht van een detachement uit de drie wapens bestaande,
aangaande de genietroepen het volgende
„In verband met hun bijzondere bestemming en de moeilijkheid
om verliezen aan te vullen, zijn de genietroepen voornamelijk bestemd
om de overige troepen terecht te wijzen bij de te verrichten werk
zaamheden, en alleen bij uitzondering zelf als arbeiders- of gevechts
troep te beschouwen."
Van de sappeurtroepen wordt gezegd, dat deze gebruikt worden
voor het aanleggen van veldwerken, opruimen van hindernissen bij
den storm, wegverbetering, wegversperring en het maken van over
gangen (behalve pontons).
Van den commandant der genietroepen wordt gezegd: dat hij
rechtstreeks ondergeschikt is aan den commandant van het geheel en
dat zonder zijne voorkennis niet over gedeelten der genietroepen mag
beschikt worden.
Hij neemt deel aan de verkenning en adviseert over in te nemen
infanterie- en artilleriestellingen, te verrichten overgangen enz.
Hij doet, desgevorderd, voorstellen betreffende den aanval en de
verdediging van stellingen, deelt den bevelhebber zijne zienswijze
mede aangaande de te verrichten werkzaamheden, berekent het aan
tal benoodigde arbeiders, materialen, werktuigen en tijd.
Hij zorgt voor de verdeeling der werklieden en der materialen,
Dl. I, 1894. 20