303
Dit werk is van tweeërlei aard; een gedeelte daarvan bestaat uit
werk, dat valt binnen den arbeidsrayon van de strijdende troepen en
waaraan deze dan ook kunnen medehelpen; het andere gedeelte be
staat uit werk, dat de genietroepen alleen moeten verrichten.
Werk van de eerste soort komt veel voor bij de opruimingen,
werken yan de tweede soort bestaan hoofdzakelijk uit de te maken
moeilijke overgangen en de opruiming van hindernissen.
De werken der tweede soort zijn de gewichtigste; het is voor de
uitvoering dier werken noodzakelijk, dat de genietroepen zooveel
mogelijk bij elkaar worden gehouden.
Die werken moeten, wat de overgangen betreft, globaal voorzien
zijnde commandant der genietroepen heeft daarvoor mede deelge
nomen aan de verkenning. Toch moet men er op bedacht zijn, dat
er nog altijd niet voorziene overgangen kunnen gemaakt moeten wor
den. De opruiming van hindernissen moet altijd als zeer moeilijk
worden aangenomendat mag niet te érg tegenvallen.
Bij de afzondering van genietroepen voor het moeilijke werk bij
de strijdende troepen, moet men altijd spaarzaam te werk gaan.
In het handboek van den majoor Seibert geeft deze een wenk, om
gedurende het gevecht een deel der genietroepen aan de artillerie
toe te voegen (1).
Deze wenk heeft thans zeer veel practische waarde; in beginsel
berust hij echter op een tactische fout in de organisatie onzer veld
artillerie, die feitelijk geschikt moest zijn om de genietroepen als
regel te ontberen.
Genietroepen behooren alleen dan bij de artillerie te worden gevoegd,
als het te voorzien is, dat er moeilijke overgangen zullen gemaakt
moeten worden ze moeten dan echter onmiddellijk weer bij de overige
genietroepen aangetrokken wordenals die overgangen gemaakt zijn.
Zoolang echter de wenk van den majoor Seibert zijne volle waarde
behoudt, is het te betreuren, dat er in diens werk ook nog niet een
maatstaf wordt gegeven ter beoordeeling van het aantal genietroepen,
dat aan eene batterij b. v. als regel behoort te worden toegevoegd.
(1) P. J. Seibert „Handboek voor den technischen dienst" enz. afd. B. II, blz.
192, 371.