22 „de overlegging van eene door de plaatselijke autoriteit en dooreen „Nederlandsch gezantschap of' consulaat gewaarmerkte verklaring van „een geneesheer, dat zij vooralsnog lichamelijk ongeschikt zijn om den dienst in Nederlandsch-Indië te gaan hervatten". de heeren in den vreemde tegenover hunne kameraden in het moe derland in bijzonder gunstige conditie brengt. Terwijl de eersten voor eene commissie van actieve ot' gepen- 8iouneerde officieren van gezondheid moeten verschijnen en daar een in elk opzicht nauwgezet geneeskundig onderzoek ondergaan, kunnen de laatsten volstaan met een eenvoudige verklaring van den eenen of anderen baddoctor of geneesheer van een Heilanstalt, die tegenover het Nederlandsche Gouvernement door geen eed gebonden, weinig bezwaren zal maken om zijne patiënten in deze ter wille te zijn. Aangezien, blijkens het nieuwe reglement, het zich buiten Nederland doen verplegen aan geene beperking is onderworpen, kan ieder verlof ganger, die nog wel een tijdje in Europa wil vertoeven, doch beducht is dat de geneeskundige commissie in patria zal oordeelen, dat hij geschikt is om den dienst in Indië te gaan hervatten, zich naar den vreemde begeven en zich, door middel van een certificaat van zijn geneesheer, eene verlofsverlenging verschaffen. Gemakkelijk is dit middel zeker, maar is het ook billijk tegenover hen, die de middelen missen om zoo'n reis te gaan ondernemen? De artikelen 10, 11 en 12 zijn voor onze bespreking van minder belang en kunnen daarom veilig voorbijgegaan worden, het is echter misschien goed, om de aandacht op artikel 13 te vestigen. Genoemd artikel schrijft voor, dat de Minister van Koloniën aan in Europa gedetacheerde officieren, die door ziekte tijdelijk verhinderd worden om dienst te doen dan wel naar Nederlandsch-Indië terug te keeren, verlof kan verleenen al dan niet met behoud van aanspraak op bevordering. Hier treedt dus de Minister geheel in de plaats van den Gouverneur-Generaal en wordt zelfs in Nederland de Koningin niet gemengd in de bevorderingsquaestie. In dat opzicht is dus geheel met het verleden gebroken en een minder omslachtige weg ingeslagen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 31