514 de cavalerie, het 3de, 12de en 14de Bataljon Infanterie, de batterij bergartillerie van 4 stukken, het detachement genietroepen en de ambulance met hospitaalpersoneel. Begrijpelijk is het, dat er nog al eenige tijd verliep, alvorens aan een tweede oprukken een begin van uitvoering kon worden gegeven. Het zonnetje liet zich niet onbetuigd en daar de vlakte geen enkel schaduwrijk plekje opleverde, was van een rusten in den eigenlijken zin van het woord geen sprake. Aan het drenken van de paarden kon niet gedacht worden, omdat de vijand nog altijd bleef doorvuren, en daar men gedacht had, dat de geheele excursie reeds om 8 uur v. m. afgeloopen zoude geweest zijn, was geen gaba medegenomen. Door de cavalerie was versterking van uit Kota-Radja gevraagd, waarop een officier en zes ruiters zich bij den cavaleriecommandant aanmeldden. Meer ruiterij was niet beschikbaar, daar voor ordonnan- sendienst 10 ruiters waren aangewezen, en vele cavaleristen met zware koorts in het hospitaal lagen, een gevolg, zooals men dacht, van het afgraven van het eilandje in de Atjehrivier tegenover het nieuwe cavaleriekampement. Met het oog op de aanwezigheid van twee cavalerieofficieren was bepaald, dat een gedeelte van de cavalerie om den N. O. hoek van Tjadé Kedjoeroean in Z.W. richting zou verkennen met het doel Kota-Toeankoe te vinden, terwijl de rest naar het verhoogd schil derhuis in het bekende acces zou volgen. Deze opdracht is niet tot uitvoering gekomen, daar, zooals wij zullen zien, bij dit tweede opruk ken een andere weg gevolgd werd. Van den colonnecommandant kreeg de cavalerie de volgende opdracht. De cavalerie maakt de voorhoede uit, verricht den veiligheids- en ver- kenningsdienst en marcheert naar het pad, dat naar den N. O. hoek

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 327