318
Deze nam gedekt stelling in den lagunerand op 150 M. van
de versterking.
De vijand liet zich intusschen niet onbetuigd, zoodat de beide
verkennende ruiters genoodzaakt waren zich meer achterwaarts op
te stellen.
Nu de geheele cavalerie voor de versterking was aangekomen,
reed de commandant der cavalerie naar den colonnecommandant,
die juist met de infanterievoorhoede (het 14de Bataljon was in stel
ling op den Blang-Pandjang achtergebleven) op het alang-alangveld
aankwam en rapporteerde, dat zij op 500 a 600 M. aan de
overzijde van de vlakte gelegen was, en in front moest worden aan
gevallen, daar zij aan een dichten boschrand en aan de lagune geleund
was. Het alang-alangveld was voor de drie wapens begaanbaar, en
bevatte noch kuilen noch loopgraven.
Nadat de artillerie op de vlakte was aangekomen, kwam zij in
batterij en nam de infanterie de gevechtsformatie aan.
De commandant der cavalerie en twee ruiters naderden de ver
sterking om de uitwerking van het artillerievuur waar te nemen en
op verzoek van den coloDnecommandant reed de commandant der
cavalerie naar den batterijcommandant, om zijne bevinding mede te
deelen.
Bij het aannemen der verspreide vechtwijze nam het peloton cava
lerie gesloten stelling óp de linkerflank der aanvalslinie, om een
mogelijken uitval van den vijand uit den dichten boschrand te be
letten, dan wel tegemoet te gaan.
Om 2 uur 50 min. n.m. opende de infanterie haar vuur, dat uit
de versterking goed beantwoord werd, en rukte zij kort hierop ten
aanval vooruit.
Door het vuur uit de versterking werd een korporaal der cavalerie
doodelijk getroffen en een paard gewond. Nadat de infanterie de
versterking genomen had (31/a uur n.m.) besloot de colonnecom
mandant, met het oog op het late uur en om nog vóór de duisternis
binnen te zijn, tot den terugtocht naar Pakan Kroeng Tjoet.
Aan de infanterie werd een oogenblik rust gegund; lang kon deze
echter niet zijn, daar de vijand weder teekenen van leven gaf; om
3s/4 uur n.m. werd de terugtocht aangenomen.