DE CAVALERIE IN HET EDISCHE IN DE
JAREN 1889-1891.
Nadat wij sedert 1887 iu Groot-Atjeh voor de verschillende diensten
binnen de linie en bij de verdrijving van den vijand uit den len sector
als het ware voor het eerst gedurende den geheelen Atjeh-krijg
een ruim gebruik van cavalerie zien maken, vertrekt den 4en Mei
1889 van uit Kota-Radja eene expeditionnaire colonne, bestemd
voor Edi.
Aan de hand van het Indisch Militair Tijdschriftafi. 12, jaargang
1889 en ati. 10, jaargang 1891de krijgsverrichtingen in het Edische
in de jaren 1889 tot 1891 nagaande, hebben wij ons tot taak
gesteld met een enkel woord het aandeel te besprekeu, dat de cavalerie
aan de daar plaats gehad hebbende oorlogshandelingen gehad heeft.
Beginnen wij ons overzicht met de expeditionnaire colonne, die
den 4en Mei 1889 zich, met bestemming voor Edi, te Oleh-leh
inscheepte.
Bekend als men met het terrein te Edi was, gelooven wij het te
moeten betreuren, dat bij deze colonne geen cavalerie was ingedeeld,
want dat de vele moeielijkheden aan een vervoer van paarden over
zee verbonden, grootendeels vergoed zouden ziju door de vele diensten,
die ruiterij zoude opgeleverd hebben, meenen wij te mogen afleiden
uit de gebeurtenissen, welke zich voor eu gedurende de dagen van
6 en 8 Mei hebben voorgedaan.
"Was er toch in deze dagen eenige cavalerie op het gevechtsterrein
aanwezig geweest, dan valt het te betwjjfelen of de klewangaanval
op een geheele compagnie liefst in een terrein met alang-alang
begroeid, waarin slechts eenige cavaleristen vóór het front verspreid
voldoende zouden geweest zijn om de aanwezigheid van die klewang
vijanden in tijds te berichten wel zou hebben plaats gehad, en de
bedoelde compagnie wel tot wijken zou zijn gebracht.