336 genoemde meer, het Hipponensis lacus der ouden. Bij eene gemid delde breedte van 10 en eene lengte van 16 kilometer, wisselt de diepte van dit waterbekken af tusschen 10 en 13 meter, zoodat zoo wel de horizontale uitgestrektheid, als de vertikale doorsnede toe laat om alle vloten der gansche wereld in zich op te nemen. Het kanaal, hetwelk in N. O. richting het meer met de zee ver bindt, is 8 K. M. lang; als zij het bassin verlaat, P/4 K. M. breed en wordt bij de nadering der open zee zóó smal, dat de breedte op enkele plaatsen niet meer dan 30 meter bedraagt. Als wij, aan hetgeen wij zooeven over de reede, het meer en het kanaal zeideD, nog toevoegen, dat het golvende terrein van de om geving, de kustenvorm enz. alle gegevens aanbieden om hier niet alleen eene vesting te maken, die Gibraltar en Malta op zijde streeft, maar ook eene oorlogshaven eerste rang, onder een gezond en mild klimaat, dan is het te begrijpen, dat Frankrijk de verzoeking niet weerstaan kon, de voortreffelijkheid van dit terreingedeelte strategisch te benutten. Maar het vestingeiland Malta, zal men ons tegenwerpen, ligt ter nauwernood een steenworp van Biserta af. Zeker biedt het 275 K. M2. groote kalksteen eiland het Engelsche eskader een verzamelpunt aan, dat men moeielijk gunstiger zoude kunnen wenschen en zoolang hier de Britsche vlag waait, kan er van Fransche heerschappij in het Oostelijk bekken der Middellandsche zee geen sprake zijn. Wij willen hier geen gedetailleerde vergelijking maken, wat de voortreffelijkheid der oude Johanniterburg of Biserta betreft en alleen zeggen dat als de eerste den sleutel vormt van den toegang tot het Oostelijk bekken, het laatste zeer zeker het Westelijk bekken in het Oosten afsluit. Zoodra in de gereedzijnde Afrikaansche oorlogshaven een Fransch eskader gestationneerd is, zal Malta zijn oude maritieme beteekenis verliezen en van het centrum uit niet langer meer den omtrek der beide zeebekkens omvatten en beheerschen kunnen. Want het dichtbevolkte Malta is, evenals Gibraltar, wat verpleging betreft, geheel overgelaten aan den toevoer uit zee, terwijl Biserta's achterland een der rijkste korenschuren van Afrika is, waarmede

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1894 | | pagina 349